18 april 2013

Beladen debat over Gods Naam

Verreweg de meeste debatten in de Tweede Kamer zijn saai, maar sommige zijn boeiend, en een paar zelfs spannend. Ook zijn er debatten die zwaar beladen zijn. Beladen omdat bij het besproken thema een geestelijke strijd wordt gevoerd. Wie de geesten weet te proeven, hoort en voelt dat.

Zwaar beladen was een debat op 20 maart over een initiatiefwet ingediend door D66 en de SP. Die partijen willen het artikel uit het Wetboek van Strafrecht slopen waarin smalende godslastering wordt verboden. Dat artikel 147 past niet meer in deze seculiere tijd, redeneren ze. Kerk en godsdienst zijn achterhaald, horen niet thuis in het publieke domein. Alles wat verwijst naar God moet weg.

Zonde

Er zijn ook christenen die zo’n bepaling niks vinden. Zij beroepen zich op allerlei mooi ogende redenen. Zoals: God staat hier boven. Of: die bepaling is een dode letter. Het Nederlands Dagblad liet bijvoorbeeld doorklinken de inzet van SGP (en CU) voor het behoud van die bepaling eigenlijk maar zonde van de tijd en moeite te vinden. Wie zo argumenteert, geeft er blijk van geen oog te hebben voor de strijd der geesten die woedt.

Diverse Kamerleden stelden dat de SGP zich niet zo druk moet maken over het schrappen van artikel 147. Dat wordt tóch niet meer gebruikt, en is dus waardeloos.

Van der Staaij stelde* daar tegenover dat, zelfs nu artikel 147 niet wordt gebruikt, zo’n bepaling toch waarde heeft: “Er blijft een normatieve en preventieve functie bestaan. De bepaling is nog altijd een moreel ankerpunt: vrijheid is een groot goed, maar gebruik die niet om onnodig en opzettelijk mensen te kwetsen in hun diepste en dierbaarste overtuiging. Dat is een mooie boodschap. Nog steeds actueel, zou ik zeggen. Wie burgers krenkt in hun diepste overtuiging en godsgeloof, brengt daarmee ook de samenleving als geheel schade toe. Wanneer het respect voor het heilige verdwijnt, zal dat gemakkelijk ook het respect voor het menselijke aantasten.

Dogmatisch drijven

Na vastgesteld te hebben dat er eigenlijk geen redelijke argumenten zijn te bedenken waarom er zo veel energie wordt gestoken in het slopen van een slapende bepaling als artikel 147, vroeg Van der Staaij naar de urgentie van hun probleem.:

Ik zal niet teruggaan naar 1932, maar nog wel even naar 2004. (…) Er loopt een rechte lijn terug van dit initiatief naar de motie-Van der Laan uit 2004.” Toenmalig minister Donner opperde toen (na de moord op Pim Fortuyn en Theo van Gogh) de gedachte om artikel 147 nieuw leven in te blazen. “En of het nu klopte of niet, of het er nu van kwam of niet, D66 kon niet wachten een motie in te dienen: deze wet moest en zou eraan. Geen redelijk argument kon meer helpen… Is het daarom vreemd dat ik toch nog, door alle mooie woorden heen, in dit wetsvoorstel een geur van wraak en afrekening ruik? De bestaande wet mag je symbolisch noemen, maar deze afschaffingswet is dat evenzeer. Daar zit voor ons de grootste pijn.”

En Allah dan?

Een vraag aan Van der Staaij: vindt u dat ook andere goden, zoals Allah, onder deze bepaling zouden moeten vallen? Dwars tegen de heersende gelijkheidsideologie en mode in kwam hij er rond voor uit: ik heb het over de levende God:

Ik sta hier namens een christelijke partij. (..) Ik zeg het hier ronduit: wij geloven in de God die hier in het verleden Zijn sporen heeft getrokken en met Zijn handelen Zijn doorwerking heeft gehad in de Nederlandse samenleving. Dat is de God die wij dienen. Daarnaast moeten mensen van andere godsdiensten natuurlijk altijd met respect bejegend worden. Maar als je vraagt waar het de SGP om gaat, dan zeg ik: wat mij drijft, is het opkomen voor de eer van God, (..) Een god is die van noord tot zuid en van oost tot west wordt gediend.”

Hart van de SGP

In het slot van zijn betoog liet Van der Staaij het hart van de SGP-boodschap klinken. Een getuigenis waar PvdA-kamerlid Van Dam die al bij de interruptiemicrofoon stond, even stil bij viel en pas op de plaats maakte.

Dat brengt mij tot het laatste onderdeel van mijn betoog: wat is nu het signaal? Wat is de symboliek van deze afschaffing? In belangrijke mate is het ook een symbolisch wetsvoorstel, zo zeiden ook de indieners. De afschaffingswet is dan echter ook symbolisch. Wat is dan de symboliek van deze afschaffing? Smadelijke godslastering mag voortaan. Het is niet langer verboden. Is de symboliek van deze afschaffing niet de volgende? Er moet afgerekend worden met ons christelijk verleden en de christelijke moraal in onze wetgeving. Of sterker nog, God moet verbannen worden uit onze wetten.

Deze God heeft mensen lief en mensen hebben Hem lief. Het doet pijn als iemand die je zozeer liefhebt, je vader en je moeder, door het slijk worden gehaald. Zou dat ook niet gelden als de Naam van God de Vader opzettelijk en grievend door het slijk wordt gehaald? Die God is de God van de hele wereld, de Schepper van hemel en aarde, de God van Abraham, Izaäk en Jacob, de liefderijke en genadige God, die gezegd heeft: gebruik Mijn Naam heilig en met eerbied; misbruik die Naam niet. Die God heeft zich bekendgemaakt in Zijn Zoon, Jezus Christus.

De kerken staan juist in deze tijd weer stil bij het lijden en de opstanding van Christus. Tegen degenen die op Zijn dood uit waren, sprak Hij: ‘Vader, vergeef het hun; want zij weten niet wat ze doen’. Zijn overwinning op de dood laat zien dat er hoop en nieuw leven is, dwars door alle tegenstand heen. Daar verandert geen wet wat aan. Er is en blijft dus alle reden om de Naam van Jezus Christus niet als een stopwoord of vloek te gebruiken, maar alleen met vreugde en met eerbied in de mond te nemen.”