12 september 2016

Belofte maakt schuld

De regering moet de in 2013 aan de Kamer gedane belofte inlossen om de ruimere openstellingstijden voor winkels op zondag na drie jaren te evalueren. Dat zegt SGP-kamerlid Dijkgraaf.

Toen in mei 2013 de Winkeltijdenwet werd aangepast, beloofde minister Kamp van Economische Zaken na drie jaren te rapporteren hoe de wet heeft uitgepakt. Inmiddels is die termijn verstreken.

De SGP dringt er nu, samen met CU en SP, bij minister Kamp op aan snel met de evaluatie te komen.

Dijkgraaf: “Belofte maakt schuld. Uiteraard houden wij de vinger aan de pols als het gaat om de zondag, en dan blijkt bijvoorbeeld dat gemeenten zich heel sterk laten leiden door de situatie in buurgemeenten. Zo komt van een lokale afweging natuurlijk weinig terecht, terwijl dat wel de grondgedachte was van de aanpassing.”

De kamerleden verwijzen daarbij naar o.a. de gemeenten Rhenen, Nijkerk, Wageningen, De Bilt, Hengelo, Tytsjerksteradiel, Amstelveen, Etten-Leur, Doetinchem, Westerveld en De Friese Meren.

Een ander zorg van SGP, CU en SP betreft de positie van kleine winkeliers en werknemers. “Zij staan onder grote druk om tóch de deuren open te gooien omdat ze anders het nakijken hebben. Ook hier geldt: leuk hoor die individuele vrijheid, maar er komt niks van terecht,” aldus Dijkgraaf. “Minister Kamp ken ik als iemand die zich aan zijn woord houdt. Misschien is hij de evaluatie vergeten, dus zie onze vragen als een geheugensteuntje in zijn rug.”

Schriftelijke vragen van de leden Dijkgraaf (SGP), Bruins (ChristenUnie) en Gesthuizen (SP) aan de minister van Economische Zaken over de toegezegde evaluatie van de Winkeltijdenwet (12 september 2016)

  1. Herinnert u zich de toezegging aan de SGP-fractie in de Eerste Kamer bij de behandeling van de wijziging van de Winkeltijdenwet dat er drie jaar na inwerkingtreding een evaluatie gehouden zou worden?
  2. Wat is de stand van zaken ten aanzien van deze evaluatie? Worden hierbij ook uitdrukkelijk de belangen van de werknemers, de collectieve zondagsrust en de gevolgen voor kleinere winkeliers meegenomen? Op welke manier?
  3. Deelt u onze visie dat – anders dan door de indieners van het wetsvoorstel destijds werd betoogd – gemeenten juist heel sterk kijken naar het beleid in de omliggende gemeenten en daar hun openingstijden op afstemmen? In hoeverre er dan naar uw mening nog sprake van een lokale afweging van belangen op basis van lokale argumentatie?
  4. Zo niet, hoe verklaart u het dan dat in onder meer Rhenen , Nijkerk , Wageningen , De Bilt , Tytsjerksteradiel , Hengelo , Amstelveen , Etten-Leur , Doetinchem , Westerveld en De Friese Meren juist het argument van het beleid in buurgemeenten een belangrijke rol speelt? Hoe reëel is het te veronderstellen dat deze gemeenten en gemeenteraadsfracties uniek zijn in hun argumentatie? Deelt u onze opvatting dat het beleid in buurgemeenten een minstens zo sterke rol speelt in de discussie als de in vraag 2 genoemde belangen?
  5. Is dan wel bereikt wat met de wetswijziging werd beoogd: de versterking van de lokale beleidsvrijheid voor winkelopenstelling op de zondagen? Wordt ook specifiek onderzoek gedaan naar de mate waarin gemeenten in hun beleid rond winkelopenstelling rekening houden met het beleid in omliggende gemeenten?
  6. Op welke wijze wordt ook de toezegging meegenomen hoe concreet wordt omgegaan met contracten tussen verhuurders en huurders waarin een bepaling is opgenomen dat de winkelier verplicht is om op zondag open te zijn?
  7. Wanneer ontvangt de Kamer het evaluatierapport?