
19 februari 2025
Conversiewet zet kwetsbare jongeren in de kou
Woensdagavond debatteerde de Tweede Kamer over de zogeheten 'conversiewet'. Een initiatiefvoorstel van D66, VVD, GroenLinks-PvdA, SP en PvdD. De SGP is overtuigd tegenstander en vreest dat deze wet kwetsbare jongeren in de kou zet.
Lees hieronder de bijdrage van SGP-Kamerlid Diederik van Dijk.
‘Lees maar, er staat niet wat er staat.’ Aan dat beroemde zinnetje – van de dichter Martinus Nijhoff – moest ik denken bij de voorbereiding op dit debat. Want een initiatiefvoorstel om conversiehandelingen, in de volksmond ‘homogenezing’ te verbieden: wie kan daar nu tegen zijn? Zulke praktijken moeten we in ons land toch niet willen? Inderdaad. Maar deze initiatiefwet betekent dan ook iets anders dan het invoeren van zo’n verbod.
De wet zegt schade te willen voorkomen bij kwetsbare mensen. De SGP vreest echter dat deze wet jonge en kwetsbare mensen juist in de kou zet. De wet zegt wel dat het mogelijk blijft om jongeren te helpen die worstelen met hun seksuele identiteit of genderidentiteit. De consequentie van dit wetsvoorstel is echter dat er maar één vorm van hulp en ondersteuning mogelijk blijft. Namelijk: hulp waardoor jongeren worden bevestigd in hun seksuele- of genderidentiteit. Het bevragen van iemands seksuele identiteit of genderidentiteit kan je straks een gevangenisstraf van maximaal een jaar of een geldboete tot 22.500 euro opleveren.
Ik merk daarbij op dat dit wetsvoorstel niet in een ideologisch vacuüm is ontstaan. Letterlijk zei een van de oorspronkelijke initiatiefnemers: ‘We willen de cultuur progressiever maken’. Dit laat zien dat er met dit wetsvoorstel blijkbaar veel méér aan de hand is dan het beschermen van jonge en kwetsbare mensen.
Voorzitter, bij de behandeling van elke wet moet de Tweede Kamer de vraag stellen: wat beoogt deze wet en hoe is dit onderbouwd? Hierover valt bij deze initiatiefwet véél te zeggen. Dat blijkt wel uit het uiterst kritische advies van de Raad van State, die het (inmiddels bekende) dictum C heeft gekregen. Ook is er in opdracht van de Kamer een onafhankelijke wetenschapstoets uitgevoerd, met eveneens een zeer negatief resultaat. De Raad van State en de wetenschapstoets zetten principiële vraagtekens bij het doel, de reikwijdte, de doelmatigheid en doeltreffendheid van het initiatiefvoorstel.
Bij het lezen van de nota naar aanleiding van het verslag valt op dat de initiatiefnemers zélf ook lijken in te zien hoe fragiel hun voorstel is.
Een paar citaten.
‘‘De initiatiefnemers onderkennen dat niet goed vast te stellen is wat het effect van de verbodsbepaling zal zijn en dat het evenmin eenvoudig is om achteraf te onderzoeken welke effecten de strafbaarstelling zal hebben.’’ (p. 6)
‘‘De initiatiefnemers zijn niet in staat om, op basis van de bestaande literatuur, een verband te schetsen tussen specifieke typen handelingen en de schade.’’ (p. 32).
‘‘De initiatiefnemers erkennen dat het handhaven van het verbod op aanbieden niet eenvoudig zal zijn.’’ (p. 17)
‘De initiatiefnemers hebben (…) geen hoge verwachtingen ten aanzien van hoe vaak er zal worden vervolgd en veroordeeld op basis van de voorgestelde wetgeving’. (p. 37)
‘De initiatiefnemers zien problemen bij het vaststellen van vrijwilligheid.’ (p. 42)
Tot zover de initiatiefnemers. Opmerkelijk genoeg heeft deze zelfreflectie niet geleid tot fundamentele aanpassing of intrekking van het voorstel.
- Waarom niet? zo vraag ik de initiatiefnemers.
De initiatiefnemers willen met deze wet zogenaamde ‘conversiehandelingen’ verbieden bij minderjarigen en ‘kwetsbare’ volwassenen. Wat ‘conversiehandelingen’ zijn en hoe vaak deze voorkomen, dat kunnen de initiatiefnemers maar moeilijk onderbouwen. Er blijken geen betrouwbare cijfers te zijn van het aantal mensen dat in ons land in aanraking komt met ‘conversiehandelingen’. De memorie van toelichting van het initiatiefvoorstel is grotendeels gestoeld op onderzoek van Bureau Beke en Ateno. Dat onderzoek draagt echter beperkt bij aan inzicht in de aard en omvang van het probleem, aldus de wetenschapstoets. Het onderzoek van Beke is voornamelijk gebaseerd op cijfers uit het buitenland. Die kun je, zo geven de initiatiefnemers ook zelf toe, niet zomaar naar de Nederlandse context vertalen. En zelfs áls we uitgaan van het onderzoek van Beke, dan is de conclusie dat het in ons land gaat om een zeer beperkt aantal ‘aanbieders’. Maar nogmaals, dat is een grove schatting. De vermeende aard en omvang van conversiehandelingen in ons land blijft in nevelen gehuld.
- Hoe groot is nu het probleem? zo vraag ik me nog steeds af.
In de toelichting schromen de initiatiefnemers niet om te spreken over het toedienen van medicatie, elektrische schokken en exorcisme als mogelijke vormen van conversiehandelingen. De SGP heeft in de schriftelijke ronde gevraagd naar voorbeelden van dergelijke afkeurenswaardige praktijken. Het enige waar de initiatiefnemers vervolgens mee op de proppen komen, is een niet-geverifieerde casus van vijfenveertig jaar geleden. Zonder af te doen aan deze ongetwijfeld tragische ervaring, vindt de SGP dit tekenend voor de magere onderbouwing van het voorstel.
Zowel in het advies van de Raad van State als in de wetenschapstoets wordt erop gewezen dat het bestaande strafrechtelijke instrumentarium toereikend zou moeten zijn om schadelijke ‘conversiehandelingen’ aan te pakken. Denk aan strafbepalingen die dwang, vrijheidsberoving, mishandeling of bedreiging verbieden.
- Kunnen de initiatiefnemers aangeven waarom het strafrecht op dit moment volgens hen tekort schiet om ‘conversiehandelingen’ tegen te gaan?
Het belangrijkste type ‘conversiehandelingen’ dat de initiatiefnemers willen verbieden, zijn ‘regelmatige gesprekken’ die, volgens de initiatiefnemers, ‘pseudo psychologisch’ van aard zijn.
Dit raakt mijn inziens de kern van het voorstel. Op heel veel plekken in de samenleving wordt er gesproken met jonge mensen over hun seksuele identiteit of genderidentiteit. In het gezin. Op school. In de kerk. In de hulpverlening. De initiatiefnemers geven aan dat gesprekken om iemand te helpen diens genderidentiteit of seksuele gerichtheid te verkennen of te beschouwen uitdrukkelijk niet onder de reikwijdte van de strafbaarstelling vallen. Een verbod op conversiehandelingen legt echter een enorme hypotheek op dergelijke gesprekken. Het maakt het moeilijk, zo niet onmogelijk om bepaalde worstelingen en problemen van jonge en kwetsbare mensen te benoemen.
Neem de reikwijdte van het verbod. Het betekent een vergaande inbreuk op de privésfeer. Maar ook op grondrechten, zoals de vrijheid van godsdienst en van onderwijs. De SGP vindt dat de initiatiefnemers hier veel te gemakkelijk aan voorbij gaan. Zij geven hierover ook wisselende signalen over af. Een paar jaar geleden zei een toenmalige initiatiefnemer: ‘Als je de keuzevrijheid van het individu beschadigt, houdt vrijheid van godsdienst voor mij op.’ En: ‘Pastorale gesprekken zouden wel onder dit verbod kunnen vallen, ja’. Nu benadrukt een van de huidige initiatiefnemers: ‘Ik sta voor godsdienstvrijheid’.
- Is dat vanuit het oogpunt van rechtsonzekerheid niet enorm verwarrend en schadelijk?
Ik noem een paar concrete situaties. Een mentor die gesprekken voert met zijn leerling over diens homoseksuele gerichtheid. Kan dat nog? Ouders die zich zorgen maken om de psychische gezondheid van hun dochter die zegt in het verkeerde lichaam geboren te zijn. Mag dat nog? Een kerkelijk werker die een kritisch pastoraal gesprek heeft met een jongvolwassen dame die een relatie is aan gegaan met andere vrouw. Kan dat nog? Een hulpverlener die een cliënt afraadt om te starten met puberteitsremmers. Mag dat nog?
Het enkel afkeuren van iemands seksuele gerichtheid of genderidentiteit valt niet onder de reikwijdte. Echter, doordat de initiatiefnemers ‘conversiehandelingen’ zo vaag hebben gedefinieerd, is de scheidslijn tussen ‘afkeuren’, ‘verkennen’ of ‘beschouwen’ enerzijds en ‘veranderen’ of ‘onderdrukken’ anderzijds flinterdun. De SGP verwacht dan ook dat het verbod een verlammend effect zal hebben op dergelijke gesprekken met jongeren over hun seksuele identiteit of genderidentiteit. Opmerkelijk en veelzeggend trouwens, dat ons strafrecht géén vergelijkbare strafbepalingen kent waarin minderjarigen verboden wordt om vrijwillig te kiezen voor een behandeling, gesprek of andere vorm van hulp vanwege het enkele feit dat zij minderjarig zijn.
In de initiatiefwet wordt het ‘genderzelfbeschikkingsrecht’ expliciet aangemerkt als strafrechtelijk te beschermen rechtsgoed. Dat is nieuw. Ook ‘genderidentiteit’ is een relatief nieuw juridisch concept, dat nog niet als zodanig is opgenomen in het Wetboek van Strafrecht. De wetenschapstoets wijst erop dat in het onderzoek van Bureau Beke en Ateno geen apart onderzoek is gedaan naar ‘conversiehandelingen’ ten aanzien van genderidentiteit. Bij alle geïnterviewde ervaringsdeskundigen was sprake van ‘conversiehandelingen’ ten aanzien van de seksuele gerichtheid. We weten dus eigenlijk niks over ‘conversiehandelingen’ in relatie tot genderidentiteit. Toch maakt genderidentiteit nu wel onderdeel uit van de voorgestelde strafbaarstelling.
De SGP wijst bovendien op de hevige internationale discussie onder medici over genderidentiteit en jongeren. De initiatiefnemers erkennen ook zelf dat iemands genderidentiteit of seksuele gerichtheid kan veranderen. Sterker nog, het is bekend dat het overgrote deel van de kinderen met genderdysforie hierover heen groeit. De wetenschapstoets wijst op de praktijk van ‘watchful waiting’, waarbij ouders wordt geadviseerd om niet zomaar mee te gaan in de wens van hun kind tot een volledige sociale transitie. Zo blijft een latere terugkeer tot het geboortegeslacht mogelijk en worden alle ontwikkelingsmogelijkheden opengehouden.
- Getuigt het van wijsheid en zorgvuldigheid om nu een wetswijziging door te voeren terwijl de onzekerheid over behandeling van kinderen met genderdysforie internationaal groeit?
- Kunnen de initiatiefnemers klip en klaar duidelijk maken dat hulpverlening aan kinderen die twijfelen over hun genderidentiteit buiten de reikwijdte van dit wetsvoorstel valt?
- Wat betekent dit voorstel voor alle niet-BIG-geregistreerde hulpverlening en vormen van ondersteuning waar ouders een beroep op willen doen?
Tot slot. ‘Lees maar, er staat niet wat er staat.’ Dit wetsvoorstel zal naar ons oordeel het tegenovergestelde bereiken van wat het beoogt. Een van de initiatiefnemers heeft in de krant gezegd: ‘Al gaat het maar om één slachtoffer’. Ik zou willen zeggen: het voorgestelde verbod zal véél jongeren schaden die hulp nodig hebben bij hun zoektocht naar hun seksuele identiteit en genderidentiteit. Juist dit soort kwetsbare gesprekken mogen nooit onder druk komen te staan van gevangenisstraffen en hoge geldboetes! Kortom, de schade die dit wetsvoorstel zou kunnen aanrichten, staat in geen verhouding tot wat het mogelijk voorkomt.