3 oktober 2017

Debat over het mortierongeluk in Mali

Lees hier de volledige bijdrage van SGP-Kamerlid Elbert Dijkgraaf tijdens het debat met minister Hennis over het mortierongeluk in Mali:

De SGP leeft van harte mee met het intense verdriet dat nabestaanden voelen. Een geliefde verliezen tijdens een missie is heftig. Maar als het zó overduidelijk is dat dit voorkomen had kunnen worden, dan schrijnt dat verdriet extra zwaar. Ik wens allen sterkte die door dit verdriet getroffen zijn.

In deze kwestie is het aan alle kanten mis gegaan. En ik vraag de Minister te reageren op de volgende punten.

  1. Er worden granaten gekocht terwijl volstrekt onduidelijk is of ze veilig zijn. De Amerikanen geven aan dat ze niet in kunnen staan voor de deugdelijkheid van deze levering. Maar het Nederlandse leger gebruikt de granaten tóch! Zonder toetsing op veiligheid. Dat kan toch niet?
  2. Er worden in de loop der jaren wel inspecties uitgevoerd, maar met de zorgen die daaruit voortkomen wordt niks gedaan. Die inspecties zijn er toch niet voor niets?
  3. Er zijn meerdere werknemers die hun zorgen uiten, maar ook daar wordt niks mee gedaan. De OVV constateert dat er geen open houding is die ervoor zorgt dat van zorgen en fouten voldoende geleerd wordt. Terwijl leren van fouten toch essentieel is om dit soort ongevallen te voorkomen?
  4. De medische voorzieningen lijken op orde als de Kamer instemt met de missie. Maar achteraf gezien constateert de OVV dat ze niet op orde waren. Hoe kan het dat adequate zorg voor onze militairen niet gewaarborgd is? Is de Kamer hierover vooraf voldoende geïnformeerd?

Het gaat hier niet om een incident, maar om een structureel probleem. Er zijn allerlei veiligheidswaarborgen, maar er heerst een cultuur die er toe leidt dat desondanks dit soort ongevallen kunnen ontstaan. Ik citeer het OVV-rapport: ‘Veel procedures met betrekking tot veiligheid zijn slechts ten dele of in het geheel niet uitgevoerd, commissies zijn niet in beweging gekomen, toezichthouders zagen niet toe. Voor zover gebreken werden waargenomen, bijvoorbeeld in de kwaliteit van de munitieopslag, hebben berichten van inspecteurs onvoldoende of in het geheel niet tot acties ter verbetering geleid.’

Dit gezegd zijnde, kom ik toe aan de essentiële vraag naar de ministeriële verantwoordelijkheid. De ministeriële verantwoordelijkheid houdt in dat ministers verantwoording aan het parlement afleggen voor alles wat er is gebeurd onder verantwoordelijkheid van het departement dat aan hun zorg is toevertrouwd. Ik hecht eraan hierbij op te merken dat de ministeriële verantwoordelijkheid niet moet worden beperkt tot persoonlijke verwijtbaarheid. De ministeriele verantwoordelijkheid houdt in dat zij, als er fouten zijn gemaakt onder haar leiding, daarop aanspreekbaar is.

Bij de missie naar Mali, blijkt nu, is heel veel misgegaan. Aan de minister daarom nu de taak om nu in het parlement verantwoording af te leggen voor de gebeurtenissen. De fractie van de SGP constateert dat er ernstige fouten zijn gemaakt. Met als triest gevolg twee doden en een zwaar gewonde. Het kunnen vertrouwen op de veiligheid van het materieel is voor militairen essentieel. Als er dan een cultuur heerst die dit niet borgt, dan weegt dat zwaar.
Tekort aan geld is zorgelijk, maar kan nooit een excuus zijn voor een gebrek aan veiligheid of medische voorzieningen. Voortgang van de missie kan nooit gaan boven veiligheid van militairen. Als de minister op dit punt twijfels had gehad, had zij bij de start of doorstart van de missie een duidelijk ‘nee’ hebben moeten verkopen. Dat is niet gebeurd.

In dit debat is de volgende vraag aan de orde: kloppen de bijzonder ernstige feiten en de uitzonderlijk stevige oordelen die in het onderzoeksrapport van de OVV staan? Voor ons is dát de kernvraag om te beoordelen of, en zo ja, welke politieke consequenties moeten worden verbonden aan de gang van zaken.