20 januari 2016

Gevolgen abortus

De SGP heeft Kamervragen gesteld na een nieuw onderzoek van kenniscentrum Rutgers over tieners en abortus. Uit de resultaten blijkt dat tieners na een abortus worstelen met de gevolgen. Zo durven tienermeiden na het plegen ervan nauwelijks met hun omgeving te spreken erover. Ook huisartsen vragen meestal na afloop niet aan de meisjes hoe het met hen gaat.

Kees van der Staaij van de SGP wil van minister Schippers en minister Asscher weten wat zij met de uitkomsten gaan doen. De SGP pleit voor neutrale voorlichting en wil ook meer steun voor hulpverleningsorganisaties zoals Siriz. Van der Staaij: ‘Deze tienermeiden zitten vaak in een enorm kwetsbare positie. Of hun omgeving, of zijzelf denken dat abortus de enige uitweg is bij een ongewilde zwangerschap. Maar ze hebben vaak geen weet van de grote negatieve gevolgen van abortus. Als je échte hulpverlening wil, moet je daar als overheid beter over nadenken. Er zit enorm veel verborgen pijn en verdriet bij deze tienermeiden.’

Vragen van de leden Van der Staaij (SGP) en Dik-Faber (ChristenUnie) aan de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het onderzoek naar tienerzwangerschappen

  1. Heeft u kennis genomen van het artikel 'Tiener heeft moeite met abortus, waarin wordt verwezen naar het onderzoek ‘In één klap volwassen; Over tienerzwangerschap’?
  2. Wat vindt u ervan dat uit het onderzoek van Rutgers blijkt dat veel zwangere tienermeiden abortus geen optie vinden en dat deze gedachte veel breder leeft dan alleen onder religieuze groeperingen? In hoeverre worden die bezwaren in de praktijk ook daadwerkelijk gerespecteerd?
  3. Waarom schrijft Rutgers in het rapport dat ‘de route naar een abortus voor meiden’ die onverwacht zwanger zijn, minder toegankelijk is dan ‘gewenst’? Bent u met ons van mening dat vanuit een organisatie gezien een zwangerschapsafbreking nooit ‘gewenst’ kan zijn?
  4. Vindt u het met ons zorgelijk dat veel meiden het idee hebben dat ze alleen staan in hun zwangerschap? In hoeverre is het antwoord op de vorige vraag voor u een aansporing om ook voor alternatieven van abortus aandacht te vragen? Bent u het met ons eens dat dit vraagt om meer financiële ondersteuning vanuit de overheid voor organisaties als Siriz en FIOM om tienermoeders beter bij te kunnen staan?
  5. Welke mogelijkheden ziet u om het beleid en de praktijk beter af te stemmen op de risicofactoren die uit dit onderzoek naar voren komen, zoals de situatie thuis, zoals emotionele verwaarlozing, huiselijk geweld, scheidingen en uithuisplaatsing?
  6. Wat is uw beleidsmatige reactie op de conclusie dat er te weinig steun is op het gebied van financiën, huisvesting en onderwijs? Kunt u aangeven hoe het komt dat jonge moeders aangeven te weinig steun krijgen op het gebied van financiën, huisvesting en onderwijs? Welke mogelijkheden ziet u om meiden financieel beter te ondersteunen, zodat zij in ieder geval niet kiezen voor abortus financiële problemen?
  7. Welke mogelijkheden ziet u om de voorlichting en hulpverlening meer aandacht te besteden aan specifieke doelgroepen, zoals de groep Surinaamse en Antilliaanse meiden, gelet op de hogere tienerzwangerschapscijfers vertegenwoordiging van deze groep?
  8. Bent u met ons van mening dat een eventueel geconstateerd ‘taboe’ op abortus meiden nooit mag hinderen in het zoeken naar goede hulpverlening bij het verwerken van een abortus?
  9. Bent u het met ons eens dat er in de voorlichting en de hulpverlening veel meer aandacht moet komen voor de negatieve gevolgen van een abortus?