11 maart 2024

Kamervragen snelwegblokkade A10

SGP-Kamerleden Diederik van Dijk en André Flach stellen schriftelijke Kamervragen aan ministers Yeşilgöz (Justitie en Veiligheid) en De Jonge (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) over de gang van zaken rond de demonstratie van Extinction Rebellion op de A10. De Kamervragen zijn hieronder te lezen.

  1. Bent u bekend met het bericht ‘Halsema wilde Extinction Rebellion bij blokkade A10 ’zoveel mogelijk tegemoet komen’ van de Telegraaf d.d. 28 februari 2024?
  2. Wat is uw reactie op dit bericht?
  3. Kunt u aangeven waarom wordt ingezet op het veilig doorgang laten vinden van een verboden snelwegblokkade in plaats van het zoveel mogelijk beletten daarvan? Kunt u hierbij expliciet ingaan op de handhavingscapaciteit die nodig is voor het ontruimen van de snelweg in vergelijking met de capaciteit die nodig zou zijn om het betreden van de snelweg te beletten?
  4. Zijn er daadwerkelijk boetes gegeven voor het in strijd met het verbod van de burgemeester actievoeren op de snelweg? Zo ja, hoeveel? Welke overwegingen worden gehanteerd bij het al dan niet geven van boetes voor dit strafbare feit?
  5. In hoeverre verwacht u dat burgers het besef houden dat niemand boven de wet staat indien activisten herhaaldelijk ongestraft de wet kunnen overtreden en zelfs zonder boete naar huis kunnen vertrekken?
  6. Hebben de politie en het OM mogelijkheden verkend om de aanwezigheid van activisten op de snelweg te registreren op zodanige wijze dat de politiecapaciteit niet of nauwelijks wordt belast, bijvoorbeeld door de inzet van digitale techniek of het inschakelen van andere diensten en partijen?
  7. Waarom heeft het OM op voorhand besloten af te zien van vervolging?
  8. Welke betekenis komt volgens u materieel nog toe aan artikel 11, eerste lid, van de WOM nu door het Openbaar Ministerie in alle gevallen van ernstige verstoringen zoals het demonstreren op snelwegen wordt afgezien van vervolging? In welke situaties zou vervolging bij dit soort demonstraties nog wel aan de orde kunnen zijn?
  9. Onderkent u dat het feit dat enkel het OM bevoegd is om te oordelen over vervolging onverlet laat dat u als minister mede verantwoordelijk bent om te oordelen over de toereikendheid van het wettelijk kader? Vindt u het wenselijk dat het wettelijk kader in situaties van ernstige verstoring zoals snelwegactivisme in beginsel niet tot vervolging leidt? Hoe verhoudt dit zich tot de conclusie in het onderzoeksrapport dat ook bij laakbaar gedrag strafrechtelijk kan worden opgetreden?
  10. Wat is uw opvatting over de inzet van last onder dwangsom in situaties als demonstreren op een verboden locatie?
  11. Op welke rechterlijke uitspraken baseert het OM het oordeel dat vervolging, zelfs bij herhaalde aanwezigheid van activisten op een verboden locatie, al snel disproportioneel zal zijn? Hoe verhoudt dit oordeel van het OM zich tot de uitspraak van het EHRM Kudrevičius e.a./Litouwen waarin juist blijkt dat in vergelijkbare situaties wel met succes door de autoriteiten tot strafrechtelijke handhaving is overgegaan?
  12. Hoe geeft u in uw beleid rekenschap van de ruime beoordelingsmarge die aan lidstaten toekomt ingeval demonstranten opzettelijk nalaten de regels na te leven die met het oog op publieke belangen gesteld zijn? Kunt u hierbij expliciet ingaan op de bezwaren die voorafgaand bij het bevoegd gezag leefden over de aanrijtijden voor ambulances van het nabijgelegen VUmc ziekenhuis?
  13. Hoe weegt u het gegeven dat het EHRM in Kudrevičius e.a./Litouwen als relevant meewoog of een verboden snelwegblokkade noodzakelijk zou zijn geweest om te reageren op plotselinge gebeurtenissen die een onmiddellijke reacties vereisten?
  14. Hoe weegt u mee dat volgens de jurisprudentie meer mogelijkheden bestaan voor vervolging indien demonstraties feitelijk als dwangmiddel worden aangewend?
  15. Welke maatregelen neemt u om de reeds aangekondigde snelwegblokkade van 30 maart te voorkomen?
  16. Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk voor 30 maart beantwoorden?