16 april 2013

Kamp doet niets aan gedwongen winkelnering

De SGP is teleurgesteld over de beantwoording van SGP-kamervragen door minister Kamp. De SGP wil dat minister Kamp alsnog actie onderneemt om te voorkomen dat ondernemers een boete moeten betalen als zij op zondag hun winkel niet open hebben.

De minister geeft een veel te rooskleurig beeld van de contractvrijheid die ondernemers zouden hebben. Vaak hebben zij geen andere keuze dan het contract te tekenen omdat er in toenemende mate geen aanvaardbare alternatieven zijn. In plaats van vrijheid betekent dit gewetensdwang voor deze ondernemers. Zeker nu gemeenten veel meer vrijheid hebben openstelling op zondag toe te staan, worden dergelijke boeteclausules onverteerbaar voor de betrokken ondernemers.

De SGP wil dat de minister alsnog onderzoek gaat doen naar deze kwalijke ontwikkeling. Hij moet in gesprek gaan met verhuurders, om te bereiken dat de boeteclausules uit de contracten gehaald worden. Als dit niet gebeurt, komt de vrijheid van vestiging zwaar onder druk te staan in Nederland.

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de leden Mulder (CDA), Dijkgraaf (SGP), Gesthuizen (SP) en Schouten (ChristenUnie) over de berichtgeving dat winkeliers boetes moeten betalen als ze niet meedoen aan de koopzondagen, nr. 2013Z05561, ingezonden op 20 maart 2013.

  1. Kent u de berichtgeving dat winkeliers boetes moeten betalen als ze niet meedoen aan de koopzondagen? 1)
    Ja
  2. Deelt u de mening dat dergelijke boetes belemmerend kunnen werken voor de vestigingsvrijheid en keuzevrijheid van ondernemers?
    Partijen zijn vrij om al dan niet een (huur)overeenkomst te sluiten. Als een winkelier niet op zondag open wil zijn, doet hij er verstandig aan niet een overeenkomst te sluiten die hem daartoe verplicht. Als in een winkelcentrum zondagsopening het vertrekpunt is voor de huurcontracten, kan dat voor bepaalde ondernemers reden zijn zich daar niet te vestigen. Er is geen wezenlijk verschil met andere factoren die een vestigingsplaats meer of minder geschikt maken, zoals verplichtingen om deel te nemen aan een winkeliersvereniging inzake het gebruik van gezamenlijke voorzieningen en de huurprijs. Al deze factoren zijn van invloed op de keuze van ondernemers waar zich te vestigen.
  3. Is het u bekend hoe vaak zulke boeteclausules in contracten zijn opgenomen? Zo niet, bent u bereid daar onderzoek naar te doen?
    Het is mij niet bekend hoe vaak er boeteclausules in overeenkomsten worden opgenomen. Verhuurders en winkeliers zijn vrij om (binnen de wettelijke kaders) de inhoud van (huur)overeenkomsten te bepalen. De regering wil zich niet in deze private aangelegenheid mengen. Ik acht het daarom niet zinvol onderzoek te doen naar boeteclausules die in huurovereenkomsten zijn opgenomen.
  4. In hoeverre is het veelvuldig opnemen van boeteclausules bij gesloten winkels op zondag in contracten, te verenigen met de vrijheid van vestiging van ondernemers? Is de consequentie hiervan niet dat ondernemers zich in veel winkelcentra niet kunnen vestigen als zij om welke reden ook hun winkel niet op zondag open willen stellen?
    Dat ondernemers door middel van overeenkomsten verplicht worden om hun winkel op zondag te openen en er boeteclausules in de huurovereenkomsten worden opgenomen betekent niet dat dergelijke bepalingen in strijd zijn met de vrijheid van vestiging in de zin van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Op grond van het VWEU zijn beperkingen van de vrijheid van vestiging van onderdanen van een lidstaat op het grondgebied van een andere lidstaat verboden, althans voor zover het gaat om beperkingen van overheidswege. In het onderhavige geval is daar geen sprake van nu het gaat om de commerciële verhoudingen tussen twee private partijen. De Europeesrechtelijke vrijheid van vestiging is dan ook niet in het geding en partijen zijn vrij om (binnen de wettelijke kaders) de inhoud van hun overeenkomst te bepalen.
  5. Heeft u inzicht in hoeveel ondernemers een boete boven het hoofd hangt?
    Nee, ik heb hier geen zicht op.
  6. Is het juridisch mogelijk dat ondernemers onder oude contracten, gedwongen worden door nieuwe wetgeving om alle koopzondagen open te gaan? Is hier geen sprake van strijd met de verwachtingen die men bij het aangaan van een contract redelijkerwijs kon hebben?
    Indien het initiatiefwetsvoorstel van de leden Verhoeven en Van Tongeren tot wijziging van de Winkeltijdenwet wordt aangenomen en bekrachtigd en indien een gemeente vervolgens besluit meer koopzondagen toe te staan dan voorheen, kan dat gevolgen hebben voor winkeliers, in het geval dat zij een huurovereenkomst hebben waarin staat dat zij een boete moeten betalen voor elke toegestane koopzondag waarop zij niet opengaan. Of winkeliers in verband hiermee verplicht kunnen worden tot een ruimere zondagsopenstelling, dient van geval tot geval te worden bepaald. Onder omstandigheden zal de winkelier zich erop kunnen beroepen dat sprake is van onvoorziene omstandigheden die in de weg staan aan het ongewijzigd in stand houden van de overeenkomst (artikel 258 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek). Overigens ligt het in de rede dat gemeenten die, indien dit initiatiefwetsvoorstel wordt aangenomen, het aantal koopzondagen willen vergroten de belangen van onder andere werknemers en winkeliers in hun afweging zullen betrekken, waaronder winkeliers in winkelcentra.
  7. Op welke manier waarborgt u de vrijheid van ondernemerschap om op bijvoorbeeld religieuze gronden en/of sociaal-economische gronden niet mee te doen met de koopzondagen?
    De Winkeltijdenwet regelt de tijden waarop winkels in ieder geval open mogen zijn en kent daarnaast bevoegdheden toe aan gemeentelijke organen om deze tijden te verruimen. Winkeliers moeten binnen de kaders van deze wet blijven en mogen hun winkels niet openen op momenten dat zij volgens de Winkeltijdenwet niet geopend mogen zijn. De Winkeltijdenwet bevat geen bepalingen waarin staat dat de winkels gedurende deze tijden ook daadwerkelijk open moeten zijn en laat de openingstijden zoveel mogelijk over aan de marktpartijen. De regering wil op dit punt niet ingrijpen in de bestaande contractsvrijheid.