29 juni 2023

Nieuwe wet seksuele misdrijven beschermt jonge slachtoffers onvoldoende

De commissie Justitie en Veiligheid debatteerde op woensdag 28 juni in de plenaire zaal van de Tweede Kamer met minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) over wijziging van de Wet seksuele misdrijven. Namens de SGP leverde fractievoorzitter Van der Staaij een bijdrage. Zijn inbreng is hieronder te lezen.

In de Bijbel wordt met regelmaat over liefde en trouw gesproken, het komt zelfs naar voren in de Tien Geboden die God aan het volk geeft. De Bijbel laat zien dat seksualiteit alleen tot zijn recht komt als ze is verbonden met eerbied en respect, in een relatie van liefde en trouw. Het is niet goed om alleen je eigen behoefte te bevredigen en de ander daarvoor te gebruiken. Je mag niemand tot seks dwingen, zoals je ook niet iemand tot liefde kan dwingen.

Het is goed dat we vandaag dit wetsvoorstel bespreken. Ik dank in het bijzonder de rapporteurs die namens de hele commissie onderzoek hebben verricht en vragen hebben gesteld. Mijn fractie heeft nog enkele aanvullende punten.

Kinderpornografie en strafmaxima
Zo wijzigt het wetsvoorstel het artikel over kinderpornografie. De strafbaarstelling van kinderpornografie wordt beter toegesneden op moderne verschijningsvormen van kinderpornografisch materiaal. De praktijk bewijst dat dit hard nodig is, want Nederland is Europees koploper als het gaat om de hosting van websites met ernstige beelden van seksueel kindermisbruik.
Om te voorkomen dat Nederland steeds meer een online ‘hub-functie’ voor kinderpornonetwerken, en een doorgeefluik voor het verspreiden van kinderpornografisch materiaal wordt moet hier streng tegen worden opgetreden. Laat Nederland nu eens koploper worden in de bestrijding van kinderpornografisch materiaal en zorg dat de straf voldoende afschrikwekkend is!

Mijn fractie steunt verhogingen van het wettelijk strafmaximum, maar vraagt de minister:

  • of ook verkend is om een minimumstraf van ten minste een jaar gevangenisstraf op te leggen, in lijn met de richtlijn 2011/93/EU waarin lidstaten wordt opgedragen kinderpornografie strafbaar te stellen met een minimale maximumgevangenisstraf van ten minste één tot drie jaren.
  • Wat is het actieplan van de minister om kinderporno te weren van Nederlandse servers en te voorkomen dat Nederland een doorgeefluik wordt voor het verspreiden van kinderporno?

Niet alleen bij kinderpornografie, maar ook voor andere delicten gaan de strafmaxima omhoog. Tegelijkertijd constateert de regering dat in het huidige stelsel nauwelijks de maximale straf wordt opgelegd en dat niet wordt verwacht dat dit met de nieuwe strafmaxima anders zal zijn.

  • Is de minister bereid hierover in gesprek te gaan met het OM om de richtlijn bij te stellen zodat straffen daadwerkelijk een afschrikwekkende werking hebben?

Structuur en leeftijdsgrens
Een belangrijke reden om het zedenwetboek te herzien was de huidige onduidelijke wettelijke structuur, verminderende samenhang en onduidelijke normstelling. In het WODC-onderzoek ‘Herziening van de zedendelicten’ uit 2015 worden daarom diverse aanbevelingen gedaan om het zedenwetboek beter te structureren en aan te passen aan de huidige seksuele moraal. Een uitgelezen kans om het recht voor slachtoffers beter te borgen en de handhaving te vereenvoudigen. 

Het verbaast mijn fractie dan ook dat de aanbeveling om de leeftijdsgrens voor seksuele meerderjarigheid op te hogen slechts in een enkel geval wordt toegepast, maar in veel gevallen op 16 jaar blijft staan. Een Officier van Justitie geeft in het onderzoek aan dat het logischer zou zijn om aan te sluiten bij de grens van 18 jaar vanwege Europese verplichtingen, opzet, gelijkheid en wetssystematiek.

Op dit moment is het zo dat een meisje van 17 slachtoffer kan worden van grooming en ingaat op een afspraak met mannen die zich voordoen als leeftijdsgenoot zonder dat dit bij wet verboden is, maar wanneer er sprake is van aanranding, wordt er gekeken of het slachtoffer onder de 16 of onder de 18 is. Deze wettelijke leeftijdsverschillen zijn onuitlegbaar voor slachtoffers en belemmert efficiënte handhaving. De memorie van toelichting spreekt zelf over het doorkruisen van de seksuele ontwikkeling van kinderen die kan worden geschaad.

Maar wordt verder niet uitgelegd waarom dit voor kinderen tot 16 jaar wel geldt, en vanaf 18 jaar niet, terwijl bijvoorbeeld uit diverse onderzoeken van het Nederlands Jeugdinstituut en de Adviescommissie van het Commissariaat voor de Media waaruit blijkt dat de morele ontwikkeling bij jongeren rond zestien jaar nog onvoldoende ontwikkeld is, waardoor ernstige schade kan ontstaan.

Daarnaast ondermijnt het de bepalingen uit Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) dat zich in brede zin richt op de bescherming van minderjarigen, waarbij artikel 1 regelt dat onder kind wordt verstaan ‘ieder mens jonger dan achttien jaar’.

  • Ik hoor graag een reactie van de minister op mijn amendement hierover.

In dit licht vraag ik de minister ook of de grens van 16 jaar in lid 3 van artikel 7 van de Grondwet nog toereikend is als we kijken naar internationaalrechtelijke verplichtingen en Europese Richtlijnen om minderjarigen te beschermen.
Zou een algemenere term als minderjarigheid niet beter volstaan dan de grens van 16 jaar?

  • Graag ontvang ik de reflectie van de minister hierop.

Inbeslagname materiaal en aanhouding buiten heterdaad
Een ander aangelegen punt voor mijn fractie is de effectiviteit van de opsporing. In het huidige voorstel is de strafbedreiging van een aantal niet toereikend om in aanmerking te komen voor aanhouding buiten heterdaad of inbeslagname van de computer van verdachte. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel heeft aangegeven dat het belangrijk is dat bij alle zedendelicten computers in beslaggenomen kunnen worden. Op dit moment is die mogelijkheid er niet omdat een aantal delicten onder een andere titel vallen.

  • Kan de minister aangeven waarom er geen gehoor is gegeven aan deze aanbeveling van de Nationaal Rapporteur en waarom bijvoorbeeld artikel 251WvSr, sexchatting wel wordt opgenomen in de lijst van artikel 67 Wetboek van Strafvordering, maar artikel 151e WvSr niet.

Mijn fractie wijst ook op het grote verschil in de vereisten voor een verdenking in het voorstel. Zo blijkt uit het WODC-rapport dat het OM vaak het huidige artikel 240a WvSr gebruikt wanneer er sprake is eenrichtingsverkeer bij het zenden van schadelijke afbeeldingen. Een verdenking is makkelijk aan te tonen, maar de strafbedreiging is laag.

  • Hoe gaat de minister voorkomen dat bij lastiger te bewijzen delicten niet gegrepen wordt naar het artikel dat gemakkelijk aangetoond kan worden, maar een lichte strafbedreiging kent.

Handhaving
Het beoogde doel van het wetsvoorstel is het verbeteren van de positie van slachtoffers. Maar succes van dit wetsvoorstel staat of valt met een gedegen uitvoering. Mijn fractie vraagt zich af of dit niet teveel een papieren werkelijkheid is als de capaciteit onverminderd tekort schiet. Politie, OM en rechtspraak waarschuwen voor de bestaande achterstanden die nog groter worden met de uitbreiding van de zedenwetgeving waardoor het mogelijk wordt om voor meer delicten dan nu het geval is aangifte te doen.

  • Hoe voorkomen we dat slachtoffers een ongerechtvaardigde verwachting hebben van het verloop van hun strafzaak wanneer de zedenzaken zich op blijven stapelen?
  • Wat is de inzet van de minister om ervoor te zorgen dat het strafproces niet onnodig extra ingrijpend is voor slachtoffers en hen ervan weerhoudt om aangifte te doen?
  • Wat gaat de minister concreet doen om de doorlooptijden te verkorten en het aantal geseponeerde strafzaken omlaag te brengen?

Het is voor mijn fractie van groot belang dat juist de belangen van de meest kwetsbaren in onze samenleving door dit wetsvoorstel beschermd worden.
Daarom steunt mijn fractie het voorstel, maar ziet graag op deze punten een verheldering/aanpassing van de minister tegemoet.