
2 juli 2025
Openbaar vervoer staat onder druk
In de plenaire zaal van de Tweede Kamer werd op dinsdag 1 juli gedebatteerd over het openbaar vervoer en de Wet provinciale inbesteding vervoerconcessies. SGP-fractievoorzitter Chris Stoffer sprak namens onze partij. Zijn inbreng aan het debat is hieronder te lezen.
Niet iedereen heeft een auto of kan autorijden. Hoe kom je dan bij de dokter of de supermarkt? Het openbaar vervoer is een publieke dienst, die helaas onder grote druk staat, zeker in het landelijk gebied. Daar moeten we met elkaar de schouders onder zetten. Financieel, maar ook wat betreft de manier waarop we het organiseren. Daarom goed dat de initiatiefnemers het voorstel - om provincies de mogelijkheid te geven zelf een ov-bedrijf op te richten - op tafel hebben gelegd. Het is niet het ei van Columbus, maar het zet wel de boel op scherp.
Enerzijds: als optie achter de hand nodig
Enerzijds: Zoals gezegd: het OV in het landelijk gebied staat onder grote druk. Onrendabele buslijnen worden makkelijk geschrapt, terwijl ze wel belangrijk kunnen zijn om dorpen bereikbaar te houden. Provincies hebben daar nu niet altijd goed grip op. Een provinciaal busbedrijf zal meer vanuit het publieke belang denken dan een privaat bedrijf.
Aanbestedingen verlopen moeizaam. Denk aan de situatie in Zeeland.
Het is dan goed als je als provincie de mogelijkheid achter de hand hebt om zelf het busvervoer te organiseren. Openbaar vervoer is een publieke dienst, waarbij de overheid een belangrijke taak heeft om dit in stand te houden, ook in het landelijk gebied.
Ik zie ook nog wel de situatie voor me dat een deel van het busvervoer aanbesteed wordt en dat bijvoorbeeld vraaggestuurd vervoer via belbussen in eigen beheer gedaan wordt. Hoe zien de indieners dat voor zich?
Anderzijds: niet naïef zijn
Anderzijds: We moeten niet naïef zijn. Er komt heel wat kijken bij het oprichten van een provinciaal bedrijf voor busvervoer. Het kan maar zo duurder uitpakken dan aanbesteding. De huidige budgetspanning los je niet op met inbesteding in plaats van aanbesteding. Dan gaat het om de principiële vraag: wil je meer publiek geld investeren in het overeind houden van onrendabele buslijnen?
Die vraag is bij zowel bij inbesteding als bij aanbesteding relevant. En ja, wat de SGP betreft moet er publiek geld bij om het landelijk gebied goed bereikbaar te houden.
De vraag is verder of een gebrek aan grip op het al dan niet schrappen van buslijnen alleen op te lossen is door inbesteding. Provincies kunnen er ook voor zorgen dat ze via de concessieafspraken meer grip en controle hierop krijgen. Wordt dáár wel voldoende werk van gemaakt?
Een dilemma waar ook de Raad van State op wijst, is dat een aanbesteding pas effectief is als voldoende marktpartijen zich melden en ze elkaar scherp houden.
Het aantal private busbedrijven is gedaald naar vijf. Aanbestedingen laten zien dat de spoeling dun is. Gaat de mogelijkheid van een provinciaal busbedrijf dan helpen om marktpartijen scherp te houden, of krijg je het risico dat de markt nog minder aantrekkelijk wordt voor private bedrijven en deze zich terugtrekken, zoals Raad van State aangeeft?
Een laatste aandachtspunt is dat een provinciaal vervoersbedrijf niet automatisch gebruik kan maken van de diensten van Translink voor OV-kaarten en -betaalsytemen en van de vergoeding voor OV-studentenkaarten. Dat leert de ervaring bij Westerschelde Ferry, het vervoersbedrijf van de provincie Zeeland. Hoe gaan we ervoor zorgen dat bestaande en nieuwe provinciale vervoersbedrijven gewoon aangesloten worden op systemen voor OV-kaarten en OV-vergoedingen? Kan dit in het wetsvoorstel meegenomen worden?
Slot
Enerzijds. Anderzijds. Ik heb wat overwegingen geschetst. Graag hoor ik de reflectie van de indieners en de staatssecretaris hierop om zo een goede afweging omtrent het wetsvoorstel te kunnen maken.