17 juni 2013

Peuterspeelzaal

SGP: speel niet met peuterspeelzaal          

De positie van de peuterspeelzaal wordt uitgehold omdat minister Asscher kinderopvangtoeslag verstrekt voor peuterspeelzaalwerk in kinderopvangbedrijven. Daardoor is het voor gemeenten minder aantrekkelijk om een zelfstandige peuterspeelzaal overeind te houden. SGP-Kamerlid Dijkgraaf trekt hierover aan de bel, ook omdat het in strijd is met de wet.

De SGP vindt dat de minister recht moet doen aan de pedagogische doelstelling van de peuterspeelzaal. In tegenstelling tot kinderopvang, die bedoeld is voor ‘bedrijfsmatige opvoeding van kinderen’, richt de peuterspeelzaal zich op de ontwikkeling van het kind. Dat wettelijke onderscheid mag niet uitgewist worden.
Het gevolg van de wijziging van de minister is dat de uitgaven aan kinderopvangtoeslag kunnen stijgen. Dat vindt de SGP onwenselijk. Uit onderzoeken blijkt dat de uitgaven juist verlaagd moeten worden, aangezien de toeslag uiterst ineffectief is.

Schriftelijke vragen van het lid Dijkgraaf (SGP) aan de minister van Sociale zaken en werkgelegenheid

  1. Klopt het dat peuterspeelzaalwerk dat plaats vindt in een kinderdagverblijf dat aan alle wettelijke eisen voldoet en op grond daarvan is opgenomen in het landelijk register recht geeft op kinderopvangtoeslag? Hoe is deze situatie te rijmen met het uitgangspunt van de wet dat kinderopvangtoeslag slechts beschikbaar is voor kinderopvang in een kinderdagverblijf, en dus niet voor peuterspeelzaalwerk in een kinderdagverblijf, zoals bevestigd is door de rechtbank Middelburg? 1
  2. Hoe is de mogelijkheid van kinderopvangtoeslag voor peuterspeelzaalwerk in een kinderdagverblijf  te verenigen met uw antwoorden dat de doelstelling van de wet en van de kinderopvangtoeslag niet zijn gewijzigd en dat geen sprake is van extra uitgaven omdat de reikwijdte van de kinderopvangtoeslag niet is verruimd? 2
  3. Onderkent u dat de positie van de officiële peuterspeelzaal onder druk komt te staan doordat gemeenten (kunnen) aandringen op het omzetten of opgaan van deze voorziening in een kinderdagverblijf? Hoe wordt recht gedaan aan de door de wetgever beoogde eigenstandige functie van de peuterspeelzaal, wanneer die als gevolg van de beschikbaarheid van een Rijkstoeslag wordt ontmoedigd? 
  4. Kunt u aangeven in hoeveel gemeenten sprake is van peuterspeelzaalwerk dat plaats vindt in een geregistreerd kinderdagverblijf? Wat zijn de budgettaire consequenties van het aanvullende beroep op kinderopvangtoeslag dat door deze gevallen ontstaat?
  5. Waarom kunnen deze fundamentele wijzigingen in het stelsel doorgevoerd worden zonder wetswijziging en in strijd met een rechterlijke uitspraak en waarom wordt de evaluatie van de Wet OKE niet afgewacht?

1 Rechtbank Middelburg, 26 april 2012, LJN BY0806.
2 Aanhangsel van de Handelingen, TK 2012-2013, nr. 2358, antwoorden 6,7 en 9.