5 februari 2015

Reken koeien wei niet uit

De Raad van State heeft gisteren een uitspraak gedaan over beweiding en bemesting in Natura 2000-gebieden. Deze uitspraak kan voor veel boeren grote gevolgen hebben omdat de mogelijke stikstofdepositie moet worden meegenomen bij de beoordeling van een vergunningsaanvraag in het kader van de Natuurbeschermingswet. Ook moet de aanvraag veel gedetailleerder worden.

De SGP is bang dat er nu berekeningen moeten worden gemaakt voor ieder afzonderlijk perceel. Elbert Dijkgraaf: “Dat is natuurlijk niet te doen, daar moeten we onze mensen in de agrarische sector niet mee opzadelen. Dit leidt ertoe dat de vergunningverlening weer vastloopt. Mijn oproep is: Laat de koeien in de wei a.u.b. met rust.”

Dijkgraaf heeft direct in schriftelijke vragen aan het kabinet aan de bel getrokken. “Ik wil dat staatssecretaris Dijksma van Landbouw snel uitleg geeft. Het moet allemaal wel werkbaar blijven.”


Vragen van het lid Dijkgraaf (SGP) aan de staatssecretaris van Economische Zaken over de uitspraak van Raad van State over beweiding en bemesting in het kader van de Natuurbeschermingswet (201305073/1/R2)

Heeft de staatssecretaris kennisgenomen van de uitspraak van Raad van State over vergunningverlening in het kader van de Natuurbeschermingswet voor beweiding en bemesting?

  1. Is de veronderstelling juist dat deze uitspraak betekent dat bemesting niet (zonder meer) gezien mag worden als bestaand gebruik, hoewel de gebruiksnormen en de regels voor het uitrijden de afgelopen jaren eerder zijn aangescherpt dan versoepeld?
  2. Is de veronderstelling juist dat deze uitspraak betekent dat voor beweiding en bemesting tot op perceelsniveau berekend moet worden welke depositie het veroorzaakt op stikstofgevoelige natuur in een nabijgelegen Natura 2000 gebied? Zijn dergelijke berekeningen überhaupt verantwoord mogelijk?
  3. Welke consequenties kan deze uitspraak hebben voor bedrijven die al een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet hebben, maar waarin beweiding en bemesting niet specifiek zijn opgenomen?
  4. Welke consequenties kan deze uitspraak hebben voor de huidige praktijk van vergunningverlening op grond van de Natuurbeschermingswet?
  5. Welke consequenties kan deze uitspraak hebben voor de Programmatische Aanpak Stikstof en de wijze waarop daarin de emissie en depositie als gevolg van beweiding en bemesting berekend en meegenomen wordt?
  6. Wat is uw inzet om negatieve consequenties van deze uitspraak voor erkenning van bestaand gebruik, voor vergunningverlening op grond van de Natuurbeschermingswet en een goed functioneren van de Programmatische Aanpak Stikstof, en voor het stimuleren van beweiding te voorkomen?