30 december 2016

SGP: evaluatie abortuswet moet grondiger

Op verzoek van Kees van der Staaij heeft de Tweede Kamer vragen gesteld over de door minister Schippers aangekondigde evaluatie van de abortuswet. Helaas zijn de door de minister de voorgestelde evaluatievragen te beperkt zijn om goed inzicht te krijgen in het functioneren van de abortuswet. Daarmee wordt volgens de SGP geen recht gedaan aan de problematiek van de jaarlijks ongeveer 30.000 vrouwen die geen andere uitweg zien dan het afbreken van de zwangerschap en evenmin aan de beschermwaardigheid van ongeboren kinderen die geaborteerd worden. De SGP pleit daarom voor een grondiger evaluatie van de abortuswet.

---

Opdracht evaluatie Wet afbreking zwangerschap (30371-36)

Schriftelijk overleg 15 december 2016

De leden van de SGP-fractie hebben met veel belangstelling kennis genomen van de aangekondigde evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap (Waz). Zij hebben meermaals gepleit voor een nieuwe evaluatie van deze wet en zijn daarom verheugd dat die er nu komt. De leden van de SGP-fractie zijn echter van mening dat de voorgestelde evaluatievragen te beperkt zijn om goed inzicht te krijgen in het functioneren van de Waz in de praktijk. Daarmee wordt volgens hen geen recht gedaan aan de problematiek van de jaarlijks ongeveer 30.000 vrouwen die geen andere uitweg zien dan het afbreken van de zwangerschap en evenmin aan de beschermwaardigheid van ongeboren kinderen die geaborteerd worden. Zij maken daarom graag van de mogelijkheid gebruik om vragen te stellen aan de minister en aanvullende evaluatiepunten voor te stellen.

Procedure

De leden van de SGP-fractie constateren dat abortus een gevoelig medisch-ethisch onderwerp is omdat het gaat om beslissingen over leven en dood. Vanwege deze gevoeligheid vragen de leden van de SGP-fractie of de minister bereid is een begeleidingscommissie van deskundigen uit verschillende ethische stromingen en uit verschillende maatschappelijke organisaties samen te stellen. In aanvulling daarop vragen de leden van de SGP-fractie of de minister bereid is aan de onderzoekers te vragen of zij deskundigen en maatschappelijke organisaties uit de diverse ethische stromingen willen betrekken bij de evaluatie, zoals ook bij de vorige evaluatie in 2005 is gedaan.

Knelpunten in wetgeving

De leden van de SGP-fractie constateren dat de centrale vraag in de opdrachtbrief is of er knelpunten in de huidige wetgeving zijn. Zij constateren echter dat de opdrachtbrief onduidelijkheid laat bestaan over wat verstaan dient te worden onder ‘knelpunten in de huidige wetgeving’? Kan de minister toelichten wat zij hieronder verstaat? 

Samenwerkingsovereenkomsten

De leden van de SGP-fractie constateren dat er specifieke aandacht gevraagd wordt voor de samenwerkingsovereenkomsten tussen de klinieken en ziekenhuizen. Waarom wordt hier niet de hele keten meegenomen, waaronder begrepen de huisarts, de gespecialiseerde keuzehulpverleners, hulpverleners die nazorg bieden aan vrouwen die een abortus hebben ondergaan, hulpverleners die vrouwen begeleiden bij het uitdragen van de zwangerschap,  maatschappelijk werkers, e.d.? Vindt de minister het met de leden van de SGP-fractie wenselijk dat de verschillende disciplines gevraagd worden naar hun opvatting over het functioneren van de huidige wet in de praktijk en wat de door hen ervaren knelpunten zijn? Is de minister bereid te laten onderzoeken hoe de leidraad voor huisartsen[1] en de bijbehorende samenwerkingsafspraken[2] in de praktijk functioneren?

Regelmatige evaluatie

De leden van de SGP-fractie vragen de minister of zij bereid is de Waz voortaan periodiek, bij voorkeur eens per vijf jaar, te laten evalueren, zoals dit bijvoorbeeld ook gebeurt bij de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

Artikel 3: Beraadtermijn

De leden van de SGP-fractie constateren dat uit het principe van de bescherming van ongeboren menselijk leven voortvloeit dat de beraadtermijn strikt dient te worden uitgelegd, aldus de regering ten tijde van de vorming van de wet. Is de minister bereid te laten onderzoeken of de beraadtermijn in acht wordt genomen? Is de minister daarnaast bereid te laten onderzoeken op welke manier er een meer concrete invulling gegeven kan worden aan de beraadtermijn?

Artikel 5: Geïnformeerde keuze

De minister constateert terecht dat de Wet afbreking zwangerschap als doel heeft hulp te bieden aan vrouwen die zich als gevolg van een ongewenste zwangerschap in een noodsituatie bevinden en daarbij zo veel mogelijk bescherming te bieden aan het ongeboren menselijk leven.[3] Is de minister bereid om te laten onderzoeken of de beschermwaardigheid van het leven wel maximaal geborgd is in de abortuspraktijk en op welke wijze hier nog verbetering in kan worden aangebracht?

De leden van de SGP-fractie vragen de minister of zij bereid is te laten onderzoeken in hoeverre er sprake is van het naleven van eisen met betrekking tot de begeleiding van vrouwen, zoals beschreven in de wet en de richtlijn ‘Richtlijn begeleiding van vrouwen die een zwangerschapsafbreking overwegen.’ Is de minister bereid daarbij aan de onderzoekers de volgende evaluatievragen mee te geven:

  1. In hoeverre wordt de richtlijn nageleefd dat een vrouw altijd een verwijzing wordt aangeboden als zij (lijkt te) twijfelen over de keuze en behoefte heeft aan keuzebegeleiding, als zij ambivalente gevoelens heeft, als zij een zwak sociaal netwerk heeft of weinig tot geen steun ervaart uit haar omgeving, als de zwangerschap geheim moet blijven voor familie en vrienden, als dwang of drang vermoed wordt bij de keuze voor abortus, als maatschappelijke problemen ten grondslag liggen aan de noodsituatie van de vrouw of als er sprake is van psychiatrische problematiek?
  2. Wordt iedere vrouw - conform de Waz - tijdens een gesprek over een onbedoelde zwangerschap geïnformeerd over alle mogelijke oplossingen voor de door haar ervaren noodsituatie? Behelst dit informeren ook dat samen met de vrouw verkend wordt wat deze oplossingen concreet voor haar zouden betekenen en welke ondersteuning zij daarbij zou kunnen krijgen? Indien dat niet het geval is, hoe wordt dan getoetst of er sprake is van een onontkoombare noodsituatie die op geen andere manier kan worden opgelost dan door een abortus? Hoe verhoudt zich de wettelijke verplichting dat vrouwen altijd worden gewezen op alternatieven voor abortus tot de afzwakking van deze eis in de begeleidingsrichtlijn?
  3. Bij ongeveer een op de zeven vrouwen vindt een zwangerschapsafbreking plaats onder druk van anderen.[4] Deze vrouwen wilden hun zwangerschap vaak uitdragen, maar waren niet in staat om weerstand te bieden tegen de druk van de verwekker, de familie of andere naasten.[5] Hoe verhoudt zich dit gegeven met de toets die een arts volgens artikel 5, tweede lid, onderdeel b dient uit te voeren of een vrouw haar verzoek heeft gedaan en gehandhaafd in vrijwilligheid?
  4. Wat is de rol van de verwekker in de besluitvorming van de vrouw, waarbij ingegaan wordt op dwang en pressie enerzijds, en anderzijds mogelijke gevoelens van rouw en / of verlies bij de partner? Zou het wenselijk zijn de partner meer te betrekken bij het keuzegesprek en wat zijn de mogelijkheden daarvoor?
  5. Ongeveer een op de vier vrouwen heeft ernstige twijfels over de keuze waar ze voor staat.[6] Dat een deel van de vrouwen ook na het intakegesprek blijft twijfelen, valt op te maken uit de hoge no-showpercentages waar alle abortusklinieken mee te maken hebben[7] en uit het gegeven dat ongeveer een op de zes vrouwen achteraf niet tevreden is over haar keuze tot een abortus.[8]Hoe verhoudt zich dit met de toets die een arts volgens artikel 5, tweede lid, onderdeel b dient uit te voeren of een vrouw haar verzoek weloverwogen heeft gedaan?
  6. In hoeverre wordt de richtlijn nageleefd dat een vrouw er recht op heeft om de echo van het ongeboren leven te zien? De leden van de SGP-fractie hebben namelijk diverse signalen dat artsen of verpleegkundigen dit weigeren, ondanks de wens van de vrouw.
  7. In hoeverre is de nazorg aan vrouwen geborgd? Welke informatie krijgt de vrouw gedurende het nazorgtraject? Aan welke nazorg hebben vrouwen behoefte, waarbij mede gekeken wordt naar de behoefte aan ondersteuning op andere vlakken (bijvoorbeeld sociaal, financieel, maatschappelijk of relationeel) om de ervaren noodsituatie helemaal weg te nemen?

De leden van de SGP-fractie constateren dat iedere vrouw op grond van de WGBO en artikel 5 Waz recht heeft op volledige informatie over een behandeling, de gevolgen en risico’s daarvan en de alternatieven voor de behandeling. Het aspect van het verplichte informeren over de mogelijke mentale en fysieke gezondheidseffecten is, zo constateren deze leden, niet onderzocht tijdens de evaluatie van de Waz in 2005. Evenmin is deze informatieplicht aan bod gekomen tijdens de reguliere inspectie van abortusklinieken door de Inspectie voor de Gezondheidszorg in 2012.[9] De leden van de SGP-fractie vragen de minister daarom of zij bereid is te laten onderzoeken:

  • Of iedere vrouw die een zwangerschapsafbreking overweegt of wenst, tijdens een gesprek mondelinge en schriftelijke informatie krijgt over de mogelijke psychosociale, psychische en fysieke gevolgen van een abortus, inclusief de risicofactoren die de kans daarop vergroten;
  • In hoeverre de informatie die vrouwen hierover krijgen volledig is;
  • In hoeverre de websites van de abortusklinieken en ziekenhuizen correcte en volledige informatie hierover geven.

De leden van de SGP-fractie constateren dat er op basis van artikel 5 bij algemene maatregel van bestuur eisen zijn gesteld die ertoe zouden moeten strekken dat iedere beslissing tot het afbreken van zwangerschap met zorgvuldigheid wordt genomen en alleen dan uitgevoerd, indien de noodsituatie van de vrouw deze onontkoombaar maakt. De leden van de SGP-fractie vragen de minister of zij de eisen in de AmvB wil laten evalueren, onder meer gelet op de bestaande problemen in de financiering van gespecialiseerde keuzehulp, de gespecialiseerde nazorg aan vrouwen en de beperkte vergoeding voor huisartsen.

Artikel 11: Registratie

De leden van de SGP-fractie constateren dat de minister in het bijzonder aandacht wil vragen voor de registratie bij abortushulpverlening en de wensen van het veld in deze. Daarbij vraagt zij zich af of de registratiefrequentie van ieder kwartaal wel noodzakelijk is. Kan de minister aangeven waarom zij zo specifiek hiernaar vraagt en daarmee een bepaalde richting in stuurt? Waarom stelt zij de wensen van het veld hierin centraal en niet de informatie die nodig is voor het (tussentijds) bijsturen en verbeteren van het beleid? Welke frequentie van aanleveren van informatie is gebruikelijk bij zorgverleners in de curatieve zorg en de langdurige zorg?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de Nederlandse overheid, op een kleine steekproef uit de evaluatie in 2005 na, geen inzicht heeft in de door vrouwen ervaren noodsituaties. In andere landen, zoals in België, is deze informatie wel bekend.  De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat inzicht in de verschillende categorieën (geanonimiseerde) noodsituaties van vrouwen een belangrijke rol kan spelen bij het verbeteren van de ondersteuning aan vrouwen die een keuze moeten maken om een zwangerschap af te breken of uit te dragen. Op basis van het zesde lid worden de redenen voor een abortus wel geregistreerd, maar komen deze niet in de jaarrapportage WAZ terecht. Is de minister daarom bereid te laten onderzoeken op welke manier de belangrijkste redenen die vrouwen te kennen geven voor het afbreken, dan wel het uitdragen van een onbedoelde zwangerschap op een zo effectief mogelijke, gestandaardiseerde en gecategoriseerde wijze opgevraagd en gepubliceerd kunnen worden?

Levensvatbaarheidsgrens

De leden van de SGP-fractie constateren dat de levensvatbaarheidsgrens door de voortgaande medische ontwikkelingen en innovaties inmiddels niet meer ligt bij 24 weken, maar eerder. Is de minister bereid te laten onderzoeken of er aanleiding is om de abortusgrens te verlagen vanwege medische ontwikkelingen die zich sinds de totstandkoming van de wet hebben voorgedaan?

Prenatale screenings

De leden van de SGP-fractie vragen de minister of zij bereid is te laten onderzoeken wat bekend is over de stijging van late zwangerschapsafbrekingen, wat de rol van prenatale diagnostiek in deze is, wat de rol van ziekenhuizen en van abortusklinieken is en of er veranderingen waarneembaar zijn.



[1] Fiom in samenwerking met SeksHAG (2015). Leidraad huisartsen bij een onbedoelde zwangerschap. https://sekshag.nhg.org/sites/default/files/content/sekshag/uploads/leidraad_onbedoelde_zwangerschap_huisartsen_oktober_2015.pdf

[2] Fiom, NGvA, KNOV en SeksHag (2016). Landelijke Samenwerkingsafspraken Ongewenste zwangerschap. https://sekshag.nhg.org/sites/default/files/content/sekshag/uploads/landelijke_samenwerkingsafspraken_def._sept._2016.pdf

[3] Zie onder meer de pre-ambule van de Waz en artikel 5, eerste lid

[4] Ditzhuijzen, J. van, Ten Have, M., de Graaf, R., van Nijnatten, C. H., & Vollebergh, W. A. (2015). The impact of psychiatric history on women's pre-and postabortion experiences. Contraception, 92(3), 246-253.

[5] Brauer, M. e.a. (2012), pag. 25.

[6] Ditzhuijzen, J. van e.a. (2015).

[8] Bakker, F., de Graaf, H., & de Haas, S. (2009). Seksuele gezondheid in Nederland 2009. Rutgers Nisso Groep, pag. 57

[9] Inspectie voor de Gezondheidszorg (2013). Verantwoorde zorg in abortusklinieken, met ruimte voor verbetering. Utrecht.