11 april 2017

SGP stelt vragen over aanslagen op koptische kerken in Egypte

SGP-voorman Kees van der Staaij stelt mondelinge vragen aan minister Ploumen naar aanleiding van het bericht: "Bloedbad bij koptische kerken in Egypte: 43 doden".

Kees van der Staaij: "Het contrast kon niet groter zijn. Terwijl op Palmzondag in koptische kerken in Tanta en Alexandrië een boodschap klonk van de vredige intocht van Jezus in Jeruzalem, een boodschap van liefde en vergevingsgezindheid, terwijl die dienst aan de gang was, kwamen er die verschrikkelijke aanslagen en kwamen tijdens dit bloedbad 44 mensen om het leven en vielen er vele gewonden. Het verdriet is enorm. Wanneer zal het kwaad stoppen, zo vragen veel lokale christenen in Egypte zich hardop af. Het is goed dat ook van de kant van de Nederlandse regering er onmiddellijk een scherpe veroordeling over is uitgesproken, zoals we dat ook doen bij andere afschuwelijke aanslagen die waar dan ook ter wereld plaatsvinden en waar we zo-even ook nog een herdenking van hebben gehad. Vandaag leven en rouwen we mee met de slachtoffers en de getroffen families.

De gebeurtenissen staan niet op zichzelf. Er is sprake van een toegenomen terreur tegenover kopten. IS die de aanslagen heeft opgeëist, is al langer gewelddadig actief in de Sinaïwoestijn. Hoe duidt de minister de groei van de terreur in Egypte? Vervolgens is de vraag natuurlijk hoe IS kan worden teruggedrongen in Egypte. Hoe kunnen kopten beter worden beschermd? Een Kamerdelegatie van Buitenlandse Zaken is in januari nog in Egypte geweest. We hebben toen gesproken met zowel de koptische gemeenschap als met president Sisi. Laatstgenoemde heeft ook aangegeven: wij willen ook de kopten in ons land beschermen. Toch lijkt het er sterk op en leeft er bij veel kopten ook het gevoel dat ze nog altijd vogelvrij zijn. Hoe kan Nederland bijdragen aan meer veiligheid? Alleen de noodtoestand uitroepen en spierballentaal helpen niet. Zijn er aanwijzingen dat Egypte echt werk maakt van een duurzame beveiliging van kwetsbare plekken? "

Het antwoord van minister Ploumen: "Dank aan de heer Van der Staaij voor zijn vragen. Net als hij was het kabinet vanzelfsprekend zeer geschokt door de aanslagen, juist op een moment waarop de vrede gevierd had moeten worden of had kunnen worden. Het klopt zoals de heer Van der Staaij zegt, dat van verschillende kanten de aanslagen scherp zijn veroordeeld, ook door Nederland. Maar met alleen een veroordeling zijn we er niet. Ik denk dat we het daar zeer over eens zijn. De heer Koenders, mijn collega van Buitenlandse Zaken, heeft net als de Kamer recent een bezoek gebracht aan Egypte en heeft bij die gelegenheid ook de koptische kerk in Caïro, die toen getroffen werd door een aanslag, bezocht. In de bilaterale contacten met de Egyptenaren wordt natuurlijk steeds benadrukt dat het belangrijk is om alle burgers te beschermen. De heer Van der Staaij zei zo-even al, dat het ook de beoordeling is van de Nederlandse regering dat voor de Egyptische regering de kopten haar net zo lief zijn als alle andere burgers in Egypte. Het is ook belangrijk dat men stelling neemt tegen onveiligheid van alle burgers, onder wie nu de kopten die zo getroffen zijn.

Wat doet Nederland nu en wat kan het doen? In EU-verband vragen we natuurlijk veel aandacht voor godsdienstvrijheid. Met de ambassades werken we via allerlei programma's samen aan de interreligieuze dialoog. Daar trekt IS zich echter verder niet zo veel van aan; laten we daar ook realistisch over zijn. De aanslagen maken deel uit van een beleid van IS dat erop gericht is om minderheden, zoals de kopten in Egypte, te onderdrukken en te verdrijven. Het spreekt voor zich dat Nederland samen met andere landen een scherp front wil vormen tegen dat terroristische geweld. We werken breder in de regio daaraan."

De reactie van Kees van der Staaij: "Dank aan de minister voor haar eerste reactie. Een belangrijke vraag is wat er gedaan kan worden om betere bescherming te bieden. Dat heeft te maken met concrete beveiligingsmaatregelen maar ook met maatregelen tegen haatzaaien en de cultuur van achterstelling en intimidatie. Herkent de minister het beeld dat daar in Egypte tegenover kopten nog wel vaak sprake van is? Ondanks de misschien goede bedoelingen van de regering aldaar schort het in de praktijk aan het aanpakken van het haatzaaien en straffeloosheid. Wil de minister daarop in de praktijk aandringen tegenover de Egyptische regering en haar bijstaan in wat er meer en beter gedaan kan worden?"