23 september 2025

Kamervragen over de wolf

Lees hier de Kamervragen van André Flach aan staatssecretaris Rummenie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en minister Van Oosten van Veiligheid en Justitie over de brandbrief van burgemeesters inzake de wolf.

  1. Heeft u kennisgenomen van de brandbrief van Gelderse gemeenten over de toenemende aanwezigheid van wolven en de gevolgen hiervan voor mens en dier?
  2. Herkent u de grote zorgen van deze burgervaders?
  3. Wat betekent de constatering dat een aantal individuele wolven in toenemende mate hun natuurlijke schuwheid verliest en zich steeds vaker in de nabijheid van mensen en bebouwing begeeft, waarbij sprake is van een groeiend aantal incidenten, voor uw beleid?
  4. Bent u van mening dat de juridische ruimte om wolven te verjagen en aversief te conditioneren, gegeven de verlaagde beschermingsstatus van de wolf, voldoende wordt benut?
  5. Op welke wijze worden situaties van contact tussen wolven en mensen geregistreerd?
  6. Bent u voornemens ervoor te zorgen dat incidenten met honden ook als zodanig worden geregistreerd?
  7. Wordt ervoor gezorgd dat onder meer gemeenten een beroep kunnen doen op een deskundigencrisisteam voor advies bij acute situaties?
  8. Deelt u de analyse van de burgemeesters dat zij vrij weinig kunnen met de noodbevoegdheden vanuit de Gemeentewet?
  9. Bent u voornemens in overleg met burgemeesters ervoor te zorgen dat zij een ruimer handelingskader krijgen om in te (laten) grijpen bij onveilige situaties?
  10. Maken provincies in uw ogen voldoende gebruik van de ruimte die zij nu hebben om op grond van de verlaagde beschermingsstatus van de wolf beheermaatregelen te nemen om onveilige situaties te voorkomen?
  11. Bent u bereid te kijken naar verdere aanscherping van het aan de Kamer voorgelegde ontwerpbesluit met betrekking tot het beheer van de wolf?
  12. Gaat u zorgen voor het aanwijzen van gebieden in Nederland die, gelet op het ecosysteem, de wildstand en de nabijheid van mensen en vee, niet geschikt zijn voor duurzame vestiging van een wolf of wolvenroedel, zodat in deze gebieden vroegtijdig ingegrepen kan worden?
  13. Deelt u de mening dat de populatieontwikkeling van de wolf, gelet op de groei van het aantal roedels in de afgelopen jaren, zowel in Nederland als bij de Centraal Europese wolvenpopulatie als geheel , voldoende ruimte biedt om eerder in te grijpen om onveilige situaties te voorkomen, ook al ligt de populatie nog niet op het niveau dat mogelijk nodig zou zijn voor een gunstige staat van instandhouding?
  14. Wordt in het aanvullende onderzoek naar de Nederlandse bijdrage aan een gunstige staat van instandhouding van de wolf ook gekeken naar de habitatgeschiktheid in andere Europese landen waar de Centraal Europese wolvenpopulatie aanwezig is en de reële Nederlandse bijdrage vanuit het perspectief van habitatgeschiktheid?
  15. Is in andere Europese landen al vastgesteld wat de gunstige populatieomvang zou moeten zijn?
  16. Deelt u de mening dat voor een gunstige staat van instandhouding van de Centraal Europese wolvenpopulatie een relatief grotere bijdrage verwacht mag worden van meer dunbevolkte landen en een relatief kleinere bijdrage van meer dichtbevolkte landen?
  17. Wat is de stand van zaken met betrekking tot het overleg met Duitsland en andere Europese landen waar de Centraal Europese wolvenpopulatie gevestigd is over de ontwikkeling van deze populatie en het beheer ervan?