23 juni 2023

Kamervragen: Kerk in nood

SGP, CDA en ChristenUnie willen dat minister van Buitenlandse Zaken Hoekstra meer werk maakt van de toenemende druk op religieuze minderheden, waaronder heel veel christenen. Uit een rapport van de stichting Kerk in Nood blijkt dat geloofsgemeenschappen in steeds meer landen te maken krijgen met achterstelling en vervolging.

Landen waar de situatie dramatisch verslechtert zijn o.a. Nigeria, de Sahel-regio en India. In laatstgenoemd land krijgen christenen en moslims het steeds moeilijker. De Kamerleden Van der Staaij (SGP), Boswijk (CDA) en Ceder (CU) dringen in schriftelijke vragen aan op een actievere rol van de Nederlandse regering. De Kamerleden leggen ook de vinger bij gevaarlijke ontwikkelingen in het Westen waarbij afwijkende meningen over gevoelige en culturele kwesties verdacht worden gemaakt, of zelfs gecancelled.

Lees hier de Kamervragen van Kees van der Staaij, Derk Boswijk (CDA) en Don Ceder (CU) aan minister Hoekstra (Buitenlandse Zaken) over het rapport Vrijheid van Godsdienst Wereldwijd 2023 van Kerk in Nood.

  1. Bent u bekend met het rapport Vrijheid van Godsdienst Wereldwijd 2023 van Kerk in Nood, waarin de ontwikkelingen in de laatste twee jaar ten aanzien van vrijheid van godsdienst in de wereld worden geschetst?
  2. Hoe beoordeelt u de belangrijkste bevindingen in het rapport, namelijk dat:
    1. religieuze minderheden zich in een steeds slechtere situatie bevinden;
    2. straffeloosheid over de hele wereld is toegenomen, en in 36 landen aanvallers zelden of nooit worden vervolgd voor hun misdaden;
    3. het (relatieve) stilzwijgen van de internationale gemeenschap richting regimes die van strategisch belang zijn, zoals China en India, bijdraagt aan deze straffeloosheid; en
    4. er nu ook gevallen zijn waar religieuze meerderheidsgemeenschappen worden vervolgd, zoals de christenen in Nicaragua en Nigeria?
  3. Wat ziet u zelf als de belangrijkste en/of meest alarmerende ontwikkelingen op het terrein van godsdienstvrijheid en specifiek van christenvervolging?
  4. Herkent u de bevinding dat in Nigeria – waar bijna 95% van de politieke en militaire macht op federaal niveau in handen is van moslims terwijl ongeveer de helft van de bevolking christen is – stelselmatige overheidsdiscriminatie tegen christenen plaatsvindt? Zo ja, wilt u dit aankaarten bij de Nigeriaanse overheid?
  5. Heeft (de aanklager van) het Internationaal Strafhof inmiddels verdere stappen gezet in het vooronderzoek naar gewelddadigheden, oorlogsmisdrijven en/of misdrijven tegen de menselijkheid in Nigeria, waaronder tegen christenen? Zo nee, wilt u hier bij het ICC op aandringen, en de Kamer nader inlichten over de resultaten van deze inspanningen?
  6. Herkent u de zorg dat jihadistische activiteiten zich vanuit de Sahel-regio (rond het Tsjaadmeer, Mozambique en Somalië) uitbreiden naar buurlanden, en wat betekent deze ontwikkeling voor ons buitenlandbeleid en voor het GBVB? 
  7. Kunt u een update en overzicht geven van de inspanningen die Nederland, samen met de EU, de UNDP en andere organisaties, levert ten behoeve van de veiligheid van door islamisten bedreigde geloofsgemeenschappen in Afrika en elders?
  8. Kunt u aangeven hoe, vanuit het mensenrechtenprogramma van de Nederlandse ambassade in India, ondersteuning verleend wordt aan capaciteitsversterking van organisaties die opkomen voor de rechten van religieuze minderheden in India?
  9. Hoe gaat de Nederlandse ambassade in India om met de sterke toename van het aantal aanvallen op (bekeerde) christenen en moslims, en valse beschuldigingen van proselitisme in het kader van ‘anti-bekeringswetten’?
  10. Welke mogelijkheden ziet u om de Nicaraguaanse overheid aan te spreken op de onrechtmatige arrestaties van geestelijk leiders en op andere maatregelen zoals het blokkeren van kerkelijke bankrekeningen, waardoor een groeiende groep arme Nicaraguanen broodnodige hulp wordt ontzegt?
  11. Welke inspanningen heeft Nederland verricht als lid van een werkgroep specifiek gericht op het tegengaan van kindhuwelijken en gedwongen bekeringen? Welke mogelijkheden ziet u om nog verder te bevorderen dat deze kwetsbare groepen ook door lokale wetshandhavers gerespecteerd en beschermd worden?
  12. Kunt u ingaan op de bevinding in het rapport dat zich in het Westen een ‘cancelcultuur’ ontwikkelt, met inbegrip van afgedwongen taalgebruik, waarbij er sprake is van verbale intimidatie van personen die om religieuze redenen afwijkende standpunten innemen, en waarbij het aantal juridische bedreigingen en verlies van kansen op werk toeneemt? Herkent u dit, en zo ja, wat doet Nederland om de vrijheid van godsdienst en van meningsuiting in Nederland en in andere Europese landen voluit te beschermen en waarborgen? Zo nee, waarom herkent u dit niet?
  13. Hoe duidt u zaak van de voormalige Finse minister van Binnenlandse Zaken Païvi Räsanen, waarbij is gebleken dat een onheldere definitie van ‘haatzaaien’ zomaar kan leiden tot censuur, dat gewetensbezwaren en vrijheid van denken, ook op religieuze gronden, kan worden geschonden of ontkend, en waarbij ernstige twijfels zijn gerezen over de vraag of de vrijheid om religieuze opvattingen over gevoelige morele en culturele kwesties te uiten nog gewaarborgd is?