5 maart 2025

Hoe heeft dit mis kunnen gaan?

De Tweede Kamer debatteerde op woensdag 5 maart met staatssecretaris Struycken (Rechtsbescherming), Paul (Funderend Onderwijs en Emancipatie), Maeijer (Langdurige en Maatschappelijke Zorg) en Karremans (Jeugd, Preventie en Sport) over het onderzoek naar de pleegzorg van een mishandeld meisje in Vlaardingen. Namens de SGP sprak Chris Stoffer tijdens het debat. Zijn inbreng is hieronder te lezen.

Ondertoezichtstelling. Dat woord heeft door het meisje uit Vlaardingen een bijzonder wrange bijsmaak gekregen. Het is altijd al aangrijpend als de overheid moet ingrijpen in een gezin, maar de geruststellende gedachte is dan wel dat het kind in ieder geval goed in zicht is. Hoe schril steekt daarbij de conclusie van de inspecties af: het meisje is door de betrokken organisaties aan haar lot overgelaten! Niet gezien. Niet gehoord. Er was helemaal geen toezicht. Zelfs niet en juist niet nadat het ouderlijk gezag van de moeder is beëindigd. De overheid heeft de zwaarste inbreuk gepleegd in het gezinsleven, maar het heeft niets opgeleverd. Een dubbel leed is geschied.

Moeder en kind
Ons medeleven gaat uit naar het gehavende leven van de moeder en het kind. Kan het kabinet toezeggen dat alles wordt gedaan om het leed waar mogelijk te verzachten? Wat wordt gedaan om duidelijkheid te geven, hulp te bieden en de positie van de moeder te versterken?

Ondertoezichtstelling en schooluitval
Het meest minimale wat we van een maatregel van kinderbescherming moeten verwachten, is dat er zicht is op de situatie van een kind. Het is daarom zo onbegrijpelijk dat een meisje onder overheidsverantwoordelijkheid een half jaar in niemandsland heeft geleefd. Hoe is het toch mogelijk dat een kind dat onder toezicht staat langdurig door geen enkele instantie wordt gezien wanneer het uitvalt op school? Verdient deze specifieke groep niet een speciale waarborg in de wet?

Lessen voor het toekomstperspectief
De inspecties hebben nauwkeurig beschreven wat er allemaal misgegaan is bij de verschillende organisaties. De SGP vindt het nog pijnlijker dat die feiten eigenlijk in december 2023 al in beeld waren in de uitspraak van de rechtbank over de beëindiging van het gezag van de moeder. Deze uitspraak roept vier indringende vragen op:

  1. Moeten we vergaande beslissingen zoals het beëindigen van het ouderlijk gezag nemen wanneer de rechter zoveel problemen signaleert over het vervangende gezag? Er waren zowel zorgen over de pleegouders als onenigheid tussen de organisaties. Is dat dan het juiste moment om de gezagsrelatie van de biologische ouders door te snijden?
  2. Zou een actievere regie van de rechter niet weer uitdrukkelijker gefaciliteerd moeten worden bij ingrijpende beslissingen over kinderen en gezinnen? De uitspraak liet heel duidelijk zien wat na de beëindiging van het gezag zou moeten gebeuren, bijvoorbeeld het verbeteren van de pedagogische vaardigheden van de pleegouders en voldoende afstemmingsmomenten tussen organisaties. De organisaties zouden die concrete actiepunten zelf moeten nalopen, maar zij deden het niet. Zou de rechter niet bij uitstek weer degene kunnen zijn die dit in de gaten houdt?
  3. In vervolg hierop: verdient de rol van de Raad voor de kinderbescherming niet een kritischer blik in het toekomstperspectief? In deze zaak leverde niet de Raad, maar de jeugdbescherming kritische tegendruk. De pleegouders vonden dat zij alles bij wijze van spreken in zesvoud moesten bewijzen voordat de instelling hen geloofde. Hoe ontgoochelend blijft daartegenover het oordeel van de Raad: “De Raad ziet dat ze het fijn heeft bij de pleegouders en dat haar gedrag zich bij hen goed heeft ontwikkeld. De pleegouders zijn liefdevol en zorgzaam voor haar.” Moeten we dit echt zien als een tragische, unieke casus of zegt dit ook iets over de positie van de Raad in het systeem?
  4. Hoe kan het dat alle betrokken organisaties geen inzage hebben in belangrijke informatie zoals het beëindigen van een plaatsing in een pleeggezin vanwege zorgen over de pleegouders? Zou voor zulke informatie niet een gezamenlijk dossier wenselijk zijn, zodat het systeem minder kwetsbaar wordt?

Pleegzorg
De droevige misstanden laten onverlet dat we pleegouders hard nodig hebben. Hoe gaat het kabinet om met de spanning dat instellingen alerter moeten zijn op mogelijke misstanden en de positieve manier waarop we naar pleegzorg willen kijken?