21 april 2022

Laat waterschap waterschap

Boertje-pesten. Dat is de afdronk die blijft hangen bij de wet van GroenLinks en D66 waarin rigoureus een einde wordt gemaakt aan de al eeuwenoude speciale positie van boeren en andere eigenaren van grond in de Waterschapswet. Dat zei SGP-kamerlid Chris Stoffer in de Tweede Kamer bij de behandeling deze initiatiefwet.

Waterschappen behoren tot de oudste, en nog steeds springlevende bestuursorganen. Ze bewijzen hun waarde tot de dag van vandaag. Al in 1255 werd het eerste waterschap opgericht waarbij boeren direct betrokken waren om samen de schouders te kunnen zetten onder goed waterbeheer. Ze combineerden hun kennis van hun gebied met een pak-aan-mentaliteit waar alle bewoners van de laaggelegen polders van mee konden profiteren.

GL en D66 willen het bestuur van de waterschappen ‘democratiseren’. Om die reden wordt boeren en andere grondeigenaren -die samen ruim 60% van het grondoppervlak beheren! - hun speciale positie ontzegd. Daarmee gaan de linkse partijen in tegen tenminste twee adviezen die ervoor pleiten om de bestuurslaag die het best functioneert intact te laten. De lijn van de SGP is helder: morrel niet aan het waterschap en behoud de ‘geborgde zetels’, in het belang van boeren, burgers en buitenlui.


-----------------------------

Lees hieronder de spreektekst van Chris Stoffer bij het debat over het initiatiefwetsvoorstel afschaffing geborgde zetels:

Laat ik beginnen met een winstpunt: D66 en GroenLinks stemden eerder voor een motie die aankoerste op het onderbrengen van waterschapstaken bij provincies. Nu schrijven ze: wij hebben de waterschappen hoog in het vaandel staan en vinden hen van grote toegevoegde waarde in een steeds complexer wordend watersysteem.

Inderdaad. In het verre verleden hebben boeren gezamenlijk de schouders gezet onder goed waterbeheer in hun gebied. Daaruit zijn de waterschappen ontstaan. Met kennis van het gebied en hun pak-aan mentaliteit hebben de waterschappen hun internationaal geroemde positie verworven en blijft onze waterhuishouding op orde. De participatie van onder meer boeren via de geborgde zetels heeft daar mede aan bijgedragen. Die geborgde zetels moeten we daarom niet afschaffen. Integendeel, als ze er nog niet waren, zouden we ze direct in moeten stellen. Ik hoop dat ik de indieners en iedereen hier in deze zaal daarvan kan overtuigen.

In mijn betoog zal ik aangeven dat ik het niet eens ben met de argumenten dat vanuit het oogpunt van democratie en vanwege de algemene belangen de geborgde zetels helemaal afgeschaft zouden moeten worden. Ik zal ook laten zien dat er naast het ene advies om de geborgde zetels af te schaffen, twee adviezen liggen om ze te behouden.

Volledige democratisering?
De indieners zeggen dat ze volledige democratisering van de waterschappen willen en daarom afschaffing van de geborgde zetels. Is dat niet een beperkt begrip van wat democratie is?
Die vraag stel ík niet alleen, maar ook Raad van State en andere juristen. Het gaat om een functioneel gedecentraliseerd overheidslichaam met een gesloten huishouding en een wettelijk afgebakend takenpakket. De waterschappen gaan meer over het ‘hoe’ dan over het ‘wat’. Daarbij past een eerlijke vertegenwoordiging door de verschillende groepen belanghebbenden, ofwel belangendemocratie. We moeten niet vergeten dat boeren 60% van het grondoppervlak beheren en dus direct geraakt worden door besluiten van het waterschap, terwijl ze het getalsmatig sterk afleggen tegen bijvoorbeeld de stedelingen.

Als je voor iedere groep belangen kijkt naar een passende democratische legitimatie, is een systeem van 1) een open sollicitatieprocedure voor de geborgde zetels en 2) vrije verkiezingen voor driekwart van de resterende zetels, dus voor vertegenwoordigers van ingezetenen, dan niet alleszins gepast? Ik hoor ook graag de reactie van de minister hierop.

Ik wil de indieners erop wijzen dat democratisch gekozen Statenleden ruimte hebben om het aantal geborgde zetels te beperken. In veel provincies is dit niet gebeurd. Blijkbaar is er in de regio democratische waardering voor de inbreng van geborgde zetels.

Erkennen de indieners dat boeren en terrein beherende organisaties relatief zwaar geraakt worden door besluiten van het waterschap en dat het eerlijk is als hun belangen daarom zorgvuldig gewogen worden? De indieners geven aan dat het vertegenwoordigers van deze belangen vrij staat om mee te doen aan de verkiezingen via bestaande of nieuwe partijen. Maar die stem in het kapittel is niet gegarandeerd en kan dus afwezig zijn. Als je desondanks vindt dat sectorspecifieke belangen oververtegenwoordigd zijn, zoals de commissie Boelhouwer stelt, kun je er ook voor kiezen het aantal geborgde zetels te beperken. Waarom hebben de indieners híer niet voor gekozen?

Ik constateer verder een inconsistentie in de redenering van de indieners. Ze schrijven dat de waterschapstaken niet ondergebracht moeten worden bij provincies, omdat het waterbelang dan gaat concurreren met andere belangen. Inderdaad. Maar, als je zo’n fan bent van democratisering, is het dan zo erg dat de kiezer meebepaalt of het waterbelang ten opzichte van andere belangen meer of minder belangrijk gevonden moeten worden? Ik wil maar zeggen: je moet democratisering niet idealiseren. Dat geldt niet alleen voor de vraag of waterschapstaken naar de provincie overgeheveld moeten worden, maar ook voor de vraag of de geborgde zetels afgeschaft moeten worden.

Kortom, de stelling dat vanuit democratisch perspectief afschaffing van de geborgde zetels nodig is, snijdt geen hout. Het werken met geborgde zetels is niet minder democratisch, maar ánders democratisch.

Algemene belangen?
Een ander argument van de indieners is dat algemene belangen steeds belangrijker zijn geworden in de taken van de waterschappen. En dat daarom van de weeromstuit álle zetels maar ingevuld moeten worden door verkiezingen door ingezetenen. Ook dit vind ik een kortzichtige redenering.

In de memorie van toelichting suggereren de indieners dat sprake is van uitbreiding en toename van de taken, verantwoordelijkheden en regelgevende bevoegdheden van waterschappen. In het verslag, maar ook door experts, zijn hier kritische vragen over gesteld. Het takenpakket, zoals vastgesteld in de Waterschapswet, is niet veranderd.
Er gelden landelijke kaders en normen voor onder meer waterveiligheid en waterkwaliteit. Dat blijft zo. Daar zullen waterschappen, linksom of rechtsom, aan moeten voldoen. In de nota naar aanleiding van het verslag krabbelen de indieners terug: het takenpakket is niet zozeer veranderd, maar meer de context. Dat is iets anders dan verandering van takenpakket en bevoegdheden. Ik proef bij de indieners vooral kritiek op de mogelijkheid voor geborgde zetels om invloed te hebben op peilbesluiten die goed zijn voor natuur en klimaat en mogelijk minder goed voor de landbouw. Dan wil ik erop wijzen dat Rijk en provincies via de Omgevingswet voldoende instrumenten hebben om vanuit algemeen belang bepaalde instructieregels of omgevingswaarden op te leggen. De algemene belangen zijn voldoende geborgd.

Voor opgaven rond klimaatadaptatie en waterkwaliteit is juist de expertise van boeren en terreinbeherende organisaties nodig om dit tot een goed einde te brengen. De bestuurders van de geborgde zetels spreken de taal van de betrokken grondeigenaren en kunnen hen meenemen in de noodzakelijke gebiedsprocessen. Niet voor niks noemde de OESO de belangenparticipatie in het Nederlandse waterschapsbestel een sterk punt.
Dit pleit juist voor behoud van de geborgde zetels. Natuurlijk, participatie kan ook op een andere manier, maar als je het echt belangrijk vindt en wilt borgen, kom je nog steeds uit bij geborgde zetels.
Om niet meer te noemen: waterschappen zijn al volop bezig met klimaatadaptatie, biodiversiteit en aanpak van de droogteproblematiek. Als geborgde zetels al dwarsliggers zouden zijn, dan ze dat in de positieve zin van het woord: ze dragen de rails en zorgen ervoor dat de trein niet ontspoort. Kortom, het argument van de indieners dat het algemeen belang vraagt om afschaffing van de geborgde zetels snijdt ook geen hout.

Adviezen
Wellicht zijn er mensen die nog steeds zeggen: maar, er ligt toch een advies van de commissie Boelhouwer om de geborgde zetels af te schaffen? Tegen hen zou ik het volgende willen zeggen: Het eerste waterschap werd al in 1255 ingesteld. Bij besluitvorming over een eeuwenoud bestuursorgaan als het waterschap moet je verder kijken dan de emotie en het advies van het moment. Twee gezaghebbende adviescommissie kwamen eerder juist met tegengestelde adviezen.
De Commissie van Advies inzake de Waterstaatswetgeving schreef in 2009: ‘Reservering van zetels voor specifieke belangencategorieën in het waterschapsbestuur past naar het oordeel van de Commissie bij het functionele karakter en de taak van het waterschap.’ De Adviescommissie Water schreef in 2015: ‘De commissie staat achter het principe van borging van zetels bij het waterschap als belangendemocratie. Daarmee wordt verzekerd dat alle belangen ook daadwerkelijk in het bestuur vertegenwoordigd zijn en niet ondersneeuwen in de grotere groep ingezetenen.’ Er moest een tijdelijke commissie met oud-PvdA Kamerlid Boelhouwer als voorzitter ingevlogen worden om ook nog een ander advies te krijgen. Ik hoor graag van de indieners waarom zij twee van de drie adviezen naast zich neerleggen. Ik hoor graag van de minister hoe hij de eerste twee adviezen waardeert.

Afdronk
Mijn afdronk van de behandeling van het wetsvoorstel tot nu toe is dat GroenLinks en D66 het niet kunnen hebben dat geborgd is dat er boeren in het waterschapsbestuur zitten. Het zoveelste boertje pesten. De SGP heeft de grondeigenaren er wél graag bij, en dat, zoals aangegeven, niet zonder reden. Kortom, de SGP pleit voor behoud van de geborgde zetels in de waterschappen en kan het wetsvoorstel niet steunen.